Tweelingen en school

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

27 de september de 2023

Tweelingen en school

Op de meeste scholen zijn wel een of meer tweelingen aanwezig. Zet je deze kinderen bij elkaar in de klas of juist niet? Hoe speel je het beste in op hun specifieke emotionele behoeftes? In dit artikel geeft Coks Feenstra tips en achtergrondinformatie.

 In 2020 werden er in Nederland 2.639 tweelingen geboren. De band tussen zowel ééneiige als twee-eiige tweelingen is hechter dan die tussen gewone broers en zussen (Segal et al., 2008). Het delen van het prenatale leven en het samen opgroeien maakt dat de kinderen nauw met elkaar verbonden zijn. Het separatie-individuatieproces (de vorming van het ‘ik’) verloopt bij hen anders dan bij eenlingen. Waar eenlingen moeten leren inzien dat ze geen deel van hun moeder vormen (het separeren), moeten tweelingen ook van elkaar separeren. Onderzoek van Tancredy en Fraley (2006) heeft aangetoond dat de afwezigheid van de co-twin voor jonge tweelingen hetzelfde betekent als de absentie van de moeder. Tweelingen zijn hechtingspersonen voor elkaar, net zoals ouders dat zijn voor kinderen.

Wel of niet in dezelfde klas?

Anne en Milou, een eeneiige tweeling, vertonen gedragsproblemen nadat ze in groep 2 gescheiden worden. Anne heeft thuis woedeaanvallen en plast in haar broek. Ze willen geen van beiden meer naar school. De leraar merkt op dat ze lelijk doen tegen hun klasgenoten. Thuis maken ze meer ruzie.

Als een jonge tweeling in de kinderopvang of op de basisschool van elkaar gescheiden wordt, kan de tweeling gedrag vertonen dat we ook zien als reacties van een kind op de afwezigheid van moeder (verdriet, angst, regressie enzovoort).  Tot nog toe is er weinig notitie genomen van deze – wetenschappelijk onderzochte – realiteit van tweelingen. Sommige scholen denken dat het goed is voor de ontwikkeling van de identiteit en autonomie van tweelingen om hen bij de aanvang van het schoolse leven te splitsen. Deze aanname is gebaseerd op de veronderstelling dat tweelingkinderen elkaar belemmeren in het vinden van hun identiteit, maar dat is een mythe (Segal, 2017). Bij jonge tweelingen is het ‘ik’ nog nauw verweven met de ander; ‘ik’ en ‘wij’ lopen door elkaar heen. En net zoals het jonge kind leert om zonder zijn moeder (ouders) te zijn, leert een tweelingkind om zonder zijn co-twin te zijn. De afhankelijkheid vermindert met het opgroeien.  Dit proces versnellen of afdwingen is contraproductief gebleken (Tully et al., 2004). Een splitsing opleggen kan een averechts effect hebben: in plaats van de individualiteit te bevorderen, neemt de onderlinge afhankelijkheid toe. Ook dalen de cognitieve prestaties van de kinderen. Gescheiden tweelingen, van vijf tot zevenjaar, presteren slechter met lezen en rekenen dan tweelingen die niet uit elkaar zijn gehaald, blijkt uit onderzoek van Tully et al. (2014).
Vanuit de veiligheid van het samenzijn ontwikkelt de tweeling zich, in de meeste gevallen, het beste en komt het tot een betere individuatie. Het verlangen om zich te onderscheiden van de co-twin neemt pas toe met de jaren. Daarom kan het goed zijn om de twee kinderen op latere leeftijd wel in verschillende klassen te plaatsen (Gordon, 2014; Klein, 2017).

De school plaatst op verzoek van de ouders Anne en Milou weer bij elkaar. De problemen verdwijnen. 
Deze situatie komt vaak voor: de relatie tussen meisjestweelingen is nog inniger dan die tussen jongenstweelingen. Volgens onderzoek van Gordon (2014) willen juist eeneiige meisjestweelingen in 100 procent van de gevallen samenblijven.

Maatwerk

Mees en Pim, eeneiig, 4 jaar, starten in groep 1 samen. Ze gedragen zich erg kinderlijk en vragen bij alles om hulp. Als Pim ziek wordt, is Mees veel zelfstandiger. Als daarna Mees ziek wordt en zijn broer alleen in de klas zit, gebeurt hetzelfde. Ook Pim werkt nu autonoom. Het is duidelijk: deze jongens beïnvloeden elkaar negatief. In overleg met de ouders wordt de tweeling gescheiden, hetgeen, zoals verwacht, zonder problemen verloopt.

 De casussen van Anne en Milou en Mees en Pim laten zien hoe belangrijk het is om elke situatie apart te beoordelen. Daarbij moet rekening gehouden worden met de zygositeit van de kinderen. Monozygotische (eeneiige) tweelingen zijn genetisch (praktisch) identiek. Dizygotische (twee-eiige) tweelingen delen, net als gewone broers/zussen, zo’n 50 procent van hun genen. De band tussen de eeneiigen is sterker dan die tussen de twee-eiigen. En die van de twee-eiigen van dezelfde sekse is sterker dan die tussen een jongen-meisjetweeling. Bij deze laatste tweelingroep zien we vaak dat zij over hem moedert, wat een reden kan zijn om de leerlingen niet in dezelfde klas te plaatsen.

Samen in één klas: tips
Er zijn meer gedragingen van tweelingen die aandacht behoeven. Vaak wordt dan aan splitsing gedacht, terwijl er andere oplossingen zijn met beter resultaat. Hierna volgen een aantal observaties vanuit het klaslokaal:

Tweelingkinderen zijn meer op elkaar gericht dan op de leraar

Een tweeling vormt een duo, dat is niet te ontkennen. Met name bij de eeneiigen is er vaak sprake van de tweelingbubbel. Dit maakt het soms moeilijk om een band met ze op te bouwen – en het kost meer tijd. Toch willen tweelingkinderen even graag als eenlingkinderen door hun juf/meester gezien worden Een aantal tips:

  • Leraren kunnen een tweelingkind het beste apart en met zijn naam aanspreken. Dan komt een uitleg of correctie beter binnen. Samen aangesproken luisteren tweelingen veel minder (Feenstra, 2022a).
  • Ouders kunnen de leraar via color-coding helpen bij het onderscheiden van de kinderen. Elk kind krijgt een eigen kleur toegekend en draagt altijd iets in zijn/haar kleur.
  • Als de klas voor een project dingen van huis mee moet nemen, dan kan de leraar aan tweelingkinderen vragen om ieder een eigen keuze te maken of elk op een andere dag iets mee te brengen. Zo krijgt ieder kind apart aandacht in de klas voor zijn meegenomen items.

Ze spelen veel samen en kiezen hetzelfde

Met name in de beginperiode speelt een tweeling vaak samen. De twee-eiigen gaan eerder vriendschappen aan, vanwege hun verschillende interesses. Maar is er spanning in de klas, dan vallen ze op elkaar terug. De eeneiigen spelen langere tijd samen en sluiten eerst vriendschap met een gezamenlijk vriendje. Ze vinden hetzelfde type kind, speelgoed en activiteiten leuk. De behoefte aan eigen vriendjes en hobby’s ontstaat later. Onderzoek van Garon-Carrier et al. (2021) toont aan dat het sociale gedrag van tweelingen, van zes, positief beïnvloed wordt door samen te blijven. Er werd minder teruggetrokken gedrag gesignaleerd en minder fysieke agressie.

Een aantal tips:

  • Het is goed als leraren zelf de speel-of werkgroepjes indelen. Als zij de keuze aan tweelingkinderen laten, zullen ze waarschijnlijk elkaar kiezen.
  • Leraren kunnen een tweeling het beste zó in het lokaal plaatsen dat ze elkaar met één oogopslag kunnen zien. Dit stelt deze kinderen gerust en bevordert hun concentratie.

 

Ze zijn zo druk en versterken elkaar in negatief gedrag

Het vergt een zekere handigheid om een drukke tweeling goed te laten meedoen, omdat ze elkaars energieniveau beïnvloeden. Toch blijkt uit onderzoek dat plaatsing van de kinderen in verschillende klassen bij de eeneiigen de problemen versterkt in plaats van vermindert. Dillalla et al (2017) analyseerden internaliserend probleemgedrag (angst, onzekerheid, teruggetrokkenheid) en externaliserend probleemgedrag (rebellie, acting out, agressie en ander lastig gedrag). Hun hypothese was dat tweelingen die met vier jaar onzeker en angstig waren, baat zouden hebben bij samen starten op school. Terwijl tweelingen met externaliserend probleemgedrag er baat bij zouden hebben om gesplitst te worden. De eerste aanname klopte, maar de tweede niet. Het drukke gedrag werd erger als de tweelingkinderen in verschillende klassen werden geplaatst. Ook thuis namen de problemen toe. Wat te doen?

  • Het is goed als leraren weten dat het drukke gedrag vaak te maken heeft met fysieke oorzaken, zoals prematuriteit. De tweeling is qua hersenontwikkeling nog onrijp (Feenstra, 2022b). Ook de langzamere taalontwikkeling, met name bij jongenstweelingen, speelt een rol. Met het ouder worden verbeteren de verbale expressie, het gedrag en de concentratie.
  • Het werken in verschillende groepjes voorkomt dat de tweelingkinderen elkaar in hun energieniveau beïnvloeden. Bij spannende activiteiten, zoals het kringgesprek, zorgt het naast elkaar zitten vaak wel voor rust.
  • Leraren kunnen tweelingen het beste op tijd uit elkaar halen als het drukke gedrag toeneemt. Het is een goede optie om hen ieder aan een eigen, rustige activiteit te zetten.
  • Het kan helpen als leraren aan deze de kinderen vertellen wanneer ze weer samen zullen spelen. De onrust wordt erger als ze niet weten wanneer het moment van samenzijn weer aanbreekt. Een tweeling leert immers pas geleidelijk aan om apart van elkaar te zijn. Begrip hiervoor helpt.

 Ze imiteren elkaars keuzes

Martina, 4 jaar, reageert enthousiast als juf voorstelt dat wie wil, mee mag naar de moestuin. Als ze ziet dat haar co-twin niet mee wil, ziet zij er ook van af. Dit gedrag is te begrijpen vanuit het besef dat voor jonge tweelingen het samen dingen doen een normaal facet van hun leven is. De wereld is voor hen in orde als ze samen zijn. Alleen mee naar de moestuin maakt de ervaring voor Martina minder leuk en spannender. Vanuit de visie van een eenlingpersoon wordt dit al snel gezien als een gemiste kans. Het is echter een teken dat het separatie-individuatieproces van een tweeling nog niet voltooid is. Oftewel: dat Martina nog niet zo ver is om alleen stappen te nemen. Dit leren tweelingen voornamelijk thuis, via hun ouders. Tweelingouders stimuleren het separeren vaak door al op jonge leeftijd met elk kind tijd apart te creëren. Thuis is de plek waar een tweeling aanvankelijk het alleen-zijn oefent. Pas later, als de kinderen wat ouder zijn, kun je dit ook op school oefenen.

De rollen in de relatie

Er is bij een tweeling vaak sprake van een rolverdeling: de een is de verzorgende, de ander de verzorgde; de een de leider en de ander de volger. Deze rollen zorgen voor een evenwicht in hun relatie. Als namelijk beide kinderen de baas willen spelen, geeft dat veel conflicten. Dus past eentje zich aan. Maar net als bij eenlingen, kan ook bij tweelingen het gedrag thuis anders zijn dan op school. Dit kun je bij de ouders checken. Op school is Tess de dominante en Noor de volger. Thuis zijn deze rollen echter omgedraaid!  De rolverdeling ligt dus vaak genuanceerder dan dat deze op het eerste gezicht lijkt. Daarnaast veranderen de rollen vaak in de loop der tijd. Zo kan de een de leider zijn in de jeugdjaren en de ander in de puberteit.

Gedeelde gevoelens

Tweelingkinderen zijn zeer empathisch ten opzichte van elkaar: heeft er eentje verdriet, dan voelt de ander dat verdriet als eigen. Dit wordt contagion of feeling genoemd en is in de jonge jaren heel sterk, vanwege de onduidelijke scheiding tussen ‘ik’ en ‘wij’.  Juf Helen: ‘Mieke vond dat ik haar zusje onjuist bejegende, toen ik haar niet wilde helpen met het veters strikken. Ze stond boos naast me. Ik begreep het wel. Haar zusje was in tranen, omdat het maar niet lukte. Ik zei tegen Mieke dat ze vast lekker buiten moest gaan spelen en dat ik haar zusje zou helpen. Daarmee wilde ik haar ook meegeven dat ik “in charge” ben en dat ze zich niet zo verantwoordelijk hoeft te voelen.’

Problemen voorkomen
Tweelingkinderen in verschillende klassen plaatsen kan juist tot meer (en grotere) problemen leiden, zoals verlies in plezier op school. Of kinderen vragen zich af waarom ze niet samen mogen zijn. Zoals een meisje tegen haar moeder zei: ‘Ik mag niet met Eva spelen want zij is mijn zusje. Ik moet met andere kindjes spelen.’ De tweeling gaat het tweeling-zijn dan als iets negatiefs ervaren.

Coks Feenstra

Dit artikel is in september 2023 verschenen in Beter Begeleiden, een uitgave van LBBO

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp