TWEE-EIIG EN ÉÉN BUITENVLIES

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

9 de november de 2017

TWEE-EIIG EN ÉÉN BUITENVLIES

De atente lezer zal zijn wenkbrauwen fronsen. Klopt dit wel?

Inderdaad, tot voor kort gold de regel: twee-eiig, dus twee binnen- en buitenvliezen. Maar recent onderzoek toont aan dat er ook twee-eiige tweelingen zijn die het buitenvlies delen. Een zogenoemde monochoriale zwangerschap.

Het nieuwe boek van dr. Nancy Segal, Twin Mythconceptions, levert vele nieuwe inzichten op. Zij is een wetenschapper die gedegen onderzoek hoog in het vaandel heeft staan. In dit boek belicht ze vele zaken waar misverstanden over bestaan. Dit is dan ook meteen de waarde van de wetenschap. Het brengt vastgeroeste ideeën aan het wankelen. Hoe hardnekkig die ideeën kunnen zijn, merken we aan de strijd die tweelingouders op scholen vaak nog moeten voeren. Er wordt inmmers nog altijd gedacht dat splitsing van een tweeling op school tot een betere ontwikkeling van het ‘ik’ leidt, het zogenoemde individuatie-proces. Ik kon me opeens iets beter in die weerstand verplaatsen, want ik was ook wel enigzsins terughoudend om het nieuwe concept over twee-eiigheid en één vlies te omarmen. Ik was net zo blij dat ik het hele verhaal over vliezen en eiigheid duidelijk had. De werkelijkheid blijkt toch iets complexer.

Wat is de realiteit? Er zijn een aantal gevallen van twee-eiige tweelingen bekend geworden die het buitenvlies delen.

In haar boek vermeldt Segal drie gevallen:

1. In een spontaan ontstane tweelingzwangerschap ziet men op de echo van week 6 één buitenvlies en twee binnenvliezen. De 20-welen echo bevestigt dit en stelt vast dat het om een jongen en meisje gaat. Dus bepaald geen identieke tweeling! Dit zet het idee van ‘monochoriaal – dus eeneiig’ op zijn kop. De kinderen worden in week 37 in goede gezondheid geboren. Wel wordt er bij het meisje ambigue geslachtsdelen waargenomen; ze heeft kenmerken van beide geslachten. Ook stelt men chimerisme vast (dit is het gegeven dat binnen één individu twee verschillende DNA’s worden aangetroffen).

2. Het tweede geval is eveneens een spontaan ontstane tweelingzwangerschap. In week 12 en 19 ziet men één buitenvlies. De baarmoederkoek wordt na de bevalling microscopisch onderzocht en men vertelt de ouders dat hun zoons eeneiig zijn. Als de tweeling 14 maanden is, gaan de ouders terug naar het ziekenhuis omdat de fysieke verschillen tussen de jongens hen doet twijfelen aan de eiigheid. Er wordt een DNA test gedaan en die toont aan dat de jongens twee-eiig zijn.

3. Het derde geval betreft een zwangerschap die via IVF tot stand komt. Het is een monochoriale zwangerschap van een jongen en een meisje. De bloedgroep van het jongetje wordt aanvankelijk verkeerd vastgesteld. Hij blijkt een mengsel van eigen bloed en dat van mijn zus te hebben.

Het is niet bekend om hoe vaak dit type tweelingzwangerschap voorkomt. Als ik een bericht plaats over dit onderwerp op de Facebook pagina van de NVOM, verrast het mij dat ik direct een bericht krijg van een moeder bij wie dit is voorgekomen. En wel een twee-eiige jongenstweeling die het buitenvlies deelden.

Uit een onderzoek in 2016 van wetenschapper Jeffrey Craig, van het Murdoch Kinderziekenhuis in Melbourne, blijkt er in een groep van 70 monochoriale tweelingen drie paren van twee-eiige tweelingen voor te komen; dat is 4,3 procent van het totaal.

Er zijn meer studies nodig om te weten hoe vaak dit voorkomt en waardoor het ontstaat. Er wordt nu nog gegist over de mogelijke oorzaken, zoals een samensmelting, al dan niet gedeeltelijk, van de blastocysten (de celstructuur die ontstaat nadat de eicel is bevrucht en voor we spreken van een embryo).

Het kan ook zijn, aldus Segal, dat de situatie vaker voorkomt bij tweelingzwangerschappen die met behulp van vruchtbaarheidstecnieken zijn ontstaan.

Omdat het hier om monochoriale zwangerschappen gaat, is de kans op op het twin-to-twin syndrome aanwezig. Er zijn inderdaad een aantal gevallen van bekend.

Coks Feenstra

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp