ALS DE EEN ALTIJD NET IETS BETER PRESTEERT DAN DE ANDER

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

4 de december de 2017

ALS DE EEN ALTIJD NET IETS BETER PRESTEERT DAN DE ANDER

Deze week had ik een consult met ouders over de volgende vraag:

Onze tweeling, eeneiig, 6 jaar, is heel competitief naar elkaar. Dat begint ’s morgens bij het opstaan (wie heeft er het langst geslapen?) en dat gaat de hele dag zo door. Vooral Nico wil overal en altijd de beste zijn in om het eender wat. Nu zien we ook dat hij de laatste maanden in veel dingen uitblinkt, zoals op sport (voetbal, skiën, hardlopen) en ook op school. Dit komt vooral omdat Nico zich erg inspant om overal in uit te blinken. Zijn broer Jos doet ook alles heel goed, maar telkens net iets minder dan Nico. Hij is gewoon minder fanatiek. We zien nu dat hij er wel moeite mee heeft dat Nico meer punten behaalt en soms ook een prijs en dat hij er net naast grijpt. Dit speelt nu nog meer, omdat Nico is uitgekozen voor professionele trainingen van een voetbalclub en Jos niet. Dat is natuurlijk pijnlijk voor hem. We hebben zelfs nog heel even overwogen om dan Nico ook maar niet te laten meedoen, maar dat leek ons toch niet eerlijk. Nico vindt het trouwens best spannend om nu alleen naar die trainingen te gaan. Ze doen eigenlijk altijd alles samen.

We proberen om hen evenveel aandacht te geven, maar dat is ook moeilijk.

We zouden graag wat tips willen om met deze kwesties om te gaan.

Bij eeneiigen lopen de talenten en bekwaamheden meestal niet zo ver uit elkaar en is er vaak sprake van klein verschil. Soms wisselen dan de successen, de ene keer scoort de ene net iets hoger, de andere keer de ander. Maar als één van de twee heel fanatiek is, kan het gebeuren dat die steeds net iets hoger scoort. Dit is de situatie van de ouders, die trouwens over een aantal jaren precies omgekeerd kan zijn.

Achter deze competitie-drang speelt, behalve de wens om de eerste te zijn, ook het zoeken naar het eigen ‘ik’ mee. Dit is voor eeneiigen moeilijk, omdat ze zoveel op elkaar lijken. ‘Ik ben beter op school en op voetbal’ is dus ook een manier om zich te onderscheiden van het broertje. Daarnaast speelt de behoefte aan individuele aandacht van de ouders mee. Beiden willen deze voor zichzelf hebben. En soms heeft een kind het idee dat ouders het meest houden van degene die het beste presteert.

Mijn advies richt zich daarom op het versterken van het ‘ik’ gevoel bij beide jongens en het toekennen van meer één op één aandacht.

De ouders lieten me weten dat ze weinig apart met hun jongens doen. Het vergt ook zeker enige organisatie, maar het is zeer belangrijk. En het is in te passen in de wekelijkse routine, bijvoorbeeld door steeds een mee te nemen met het boodschappen doen. Tot slot nog even samen naar de bibliotheek, speeltuin of iets drinken maakt het uitje nog specialer. Daarnaast moet er een activiteit met de andere ouder bedacht worden. Dit geeft elk kind elke week eigen ‘papa en mama’ tijd. Individuele aandacht van ouders is niet alleen een diepgewortelde behoefte van elk kind, maar helpt het ook bij het vinden van zijn ‘ik’, want ouders spiegelen een kind. Door hun reacties op wat een kind doet en vertelt (o ja? Was je toen geschrokken?) , leert het kind zichzelf kennen.

In het gesprek met de ouders vroeg ik naar de aspecten waarin Jos beter is dan zijn broer. Tenslotte let de school met name op de intellectuele kant van een kind, maar er zijn nog zoveel meer facetten. Het was verrassend hoeveel eigenschappen de ouders opnoemden, zoals zijn grote mate van fantasie (Jos bedenkt altijd het spel), zijn creativiteit, muzikaliteit, capaciteit tot samenwerken, het lezen en grappig zijn. Ik was aangenaam verrast door deze lijst. Deze aspecten benoemen en aandacht geven zal voor meer balans zorgen.

Ook de eigen houding en zienswijze van de ouders is zeer belangrijk. Jos voelt zich als een ‘tweede’ kind dat er achteraan komt. Maar als ouders dit beeld helemaal niet delen omdat voor hen beide kinderen uniek zijn, ieder met zijn eigen kwaliteiten, dan neemt het kind tot slot deze visie over. Het is dus goed om als ouders stil te zijn bij het feit of ze misschien onbewust het plaatje van ‘de ene presteert en kan meer’ in hun hoofd hebben.

Ik ried de ouders aan om de jongens een poster te laten maken waarin een ieder zijn ‘ik’ beschrijft; voorkeuren, lievelingsspeelgoed, lievelingskleur, zijn held, etc. Een soort Facebook perfil. Dat maakt de verschillen zichtbaar en het eigen ‘ik’ duidelijker.

Ook het af en toe alleen bij Oma en Opa logeren, of gaan spelen bij een vriendje, is positief. Het zijn deze individuele ervaringen die een tweelingkind helpen bij het vinden van zijn ‘ik’. Bovendien betekent het ook tijd waarin het even bevrijd is van het altijd meekijkend oog van de ander.

Nog wel een aandachtspunt zijn de trainingen van Nico. Het meest ideale is dat Jos in die tijd een eigen activiteit heeft. Dat is veel beter dan dat hij elke keer mee zou moeten om zijn broer te brengen en te halen. Dat zou hem zeker een slecht gevoel kunnen geven.

Wat betreft het aandacht verdelen: het is onmogelijk om dat eerlijk te doen. Ik ried de ouders aan om dat idee los te laten. Er bestaat namelijk niet zoiets als een gelijke opvoeding voor allebei. Ieder kind roept bij zijn ouders andere emoties op en een eigen specifieke manier van handelen. Dat is juist goed! Want daarmee ervaren de kinderen ook dat de ouderes hen als twee verschillende kinderen zien. Soms krijgt de één wat meer aandacht, omdat hij minder goed in zijn vel zit en het nodig heeft; soms komt de ander wat meer aan bod. Dat is ok en dat kun je een tweeling uitleggen. De ervaring wijst uit dat als ouders proberen alles heel eerlijk te verdelen, kinderen leren om alles op een weegschaaltje te leggen. Dat verergert het vergelijken. Dus mijn advies aan de ouders: wees je zelf, geef een ieder wat bij je opkomt, zoals een knuffel, een lovend woordje, een berisping en, zoals hier, de kans om aan sporttraining mee te doen.

Een voorbeeld: een moeder vertelde mij dat ze eens in de tuin een hele mooie vlinder zag. Ze riep snel een van haar eeneiige tweelingdochters en samen stonden ze een tijdje te kijken. Later dacht ze: ‘oei, wat slecht, waarom heb ik alleen haar geroepen?’ Maar nog weer even later dacht ze: ‘Nee, het was goed, want Mieke is erg geïnteresseerd in de natuur en Else heeft dat veel minder’. Met andere woorden: intuitief was haar impuls dus prima en geheel overeenkomstig het karakter van elk kind. De moeder pikte iets van haar ene tweelingkind op dat specifiek voor dit kind was. En dat is wat een tweeling juist weer helpt bij het vinden van zijn of haar ‘ik’.

Bepaalde boekjes kunnen ook helpen; bijvoorbeeld over de rivaliteit is een aanrader: ‘Wie is hier het dapperst?’ Lorenz, P. Gottmer Uitgevers Groep. Wat betreft het delen van de ouderliefde: ‘Allemaal de liefste’, S. Mc Bratney, Leminscaat.

Het dominante kind, dat op dit moment uitblinkt in de gebieden die opvallen (school, sport) is meestal ook het onzekere kind. Deze rollen veranderen meestal naarmate ze opgroeien. Het is dus allemaal nogal relatief en het kan goed zijn dat de situatie met de jaren omslaat. Het betekent ook dat Nico de steun van zijn ouders om alleen naar het voetbal te gaan, zeker nodig heeft. Dit zal spannend voor hem zijn.

Zo zie je maar weer: bij tweelingen vormt één bepaalde vraag een boeiende puzzel waarbij je met heel veel stukjes rekening moet houden. Bij kinderen van verschillende leeftijd zou deze situatie veel eenvoudiger zijn. Dat maakt tweelingen zo boeiend!

Coks Feenstra

Voor een consult: schrijf een mail naar coks@coksfeenstra.info

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp