ONDERZOEK OVER DRIELINGEN

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

23 de januari de 2018

ONDERZOEK OVER DRIELINGEN

Hoe ontwikkelen drielingen zich? Die vraag houdt veel ouders bezig. Tenslotte worden drielingen eerder geboren en zijn ze lichter van gewicht.

En vanaf de eerste dag moeten ze de aandacht van hun ouders delen. Wat betekent dit voor hun ontwikkeling?

Ik zal hier verschillende onderzoeken kort samenvatten. De laatste studie gaat over drielingen in de puberteit, zodat we hun ontwikkeling op lange termijn kunnen zien.

ONDERZOEK VAN RUTH FELDMAN

Het betreft een onderzoek van de Universiteit Bar-Ilan, Jeruzalem, 2004. Er werden 23 drielingen, 23 tweelingen en 23 eeenlingen, van 0 tot 1 jaar gevolgd, op verschillende momenten: bij de geboorte en bij 3, 6 en 12 maanden.

De variabelen die werden onderzocht, waren:

• De relatie van moeder met elk van haar baby’s. In hoeverre is de moeder in staat om een unieke, eigen band op te bouwen met elk kind? Hoe is haar sensitiviteit ten opzichte van de behoeftes van de baby’s (aanvoelen wat de baby nodig heeft, ingaan op zijn signalen, capaciteit om te differentiëren tussen haar baby’s etc.). Dit is uiteraard voor een drielingmoeder veel moeilijker dan voor een twee- of eenlingmoeder.

• In hoeverre beïnvloedt de stress van moeder (moeheid, zware last, schuldgevoelens) haar capaciteiten om sensitief voor haar baby’s te zijn?

• Hoe verloopt de cognitieve ontwikkeling van de drieling en hoe staat het met het symbolische spel van de kinderen, bij 1 jaar?

• Wat is de neurologische rijpheid van elk kind? Mate van prikkelbaarheid, onrust en troostbaarheid.

• Wat is de invloed van hulp op de sensitiviteit van de moeder?

Al deze punten werden bij alle moeders gemeten.

UITKOMSTEN

• Bij de drielingmoeders was op elk moment van de vier metingen de sensitiviteit ten opzichte van de baby’s minder dan die van de twee-en eenlingmoeders. Bij tweelingen was deze minder bij 3- en 6 maanden, maar niet op de andere momenten. Bij eenlingmoeders was deze altijd hoog. Zij waren het meest sensitief, gevolgd door de tweelingmoeders en tot slot de drielingmoeders. Gezien de situatie van een drielingmoeder is deze uitslag niet verrassend.

• De eerste zes maanden toonden de drielingmoeders een grote betrokkenheid voor het meest kwetsbare drielingkind, maar deze nam af na het eerste halve jaar. Daarna was er een grote betrokkenheid bij de gezonde baby’s. Hier speelt mee dat het kwetsbare kind minder (of moeilijker) op haar reageert dan haar andere baby’s.

• Drielingmoeders ervaren de meeste stress van alle moeders en ook meer dan de drielingvaders.

• Op éénjarige leeftijd was er minder symbolisch spel bij de drielingkinderen dan bij de andere twee groepen. En het meest kwetsbare drielingkind, met een gewicht van minder dan 1.500 gram, vertoonde het minst symbolisch spel.

• Drielingbaby’s scoorden lager op de cognitieve tests, zoals aandacht, observatie, het reguleren van emoties. En het kwetsbare drielingkind nog minder. Er waren grotere verschillen tussen de drielingkinderen onderling dan tusssen de tweelingen.

• Er werd een sterk verband gevonden tussen ouderlijke stress en hulp. Bij meer hulp daalde de stress en nam de sensitiviteit van de moeder toe. Dat leidde op zijn beurt tot meer symbolisch spel en een betere cognitieve ontwikkeling.

Feldman bleef de kinderen volgen. Bij 2 jaar was de sensitiviteit van de moeder nog laag en ook de cognitieve ontwikkeling bleef achter (gedragsproblemen en minder sociale vaardigheden). Op 5 jarige leeftijd waren deze laatste problemen verdwenen en was er geen verschil meer tussen de drielingen en eenlingen wat betreft de cognitieve ontwikkeling. Behalve bij het kwetsbare drielingkind (met een gewicht dat 15% minder was dan het gewicht van het zwaarste kind), want dit kind bleef op vijfjarige leeftijd lager scoren op emotioneel-, sociaal- en intellectueel gebied. Dit onderzoek staat uitgebreid beschreven in het MeerlingeMagazine, van de NVOM, nr 1, 2015.

ONDERZOEK VAN GOLOMBOK

Dit betreft een onderzoek uit 2003, Cambridge University (Engeland) in samenwerking met het Cochin Ziekenhuis, Parijs. Er werden 10 drielingen, 15 tweelingen en 30 eenlingen geobserveerd, van drie jaar oud. Het thema dat werd onderzocht was de emotionele ontwikkeling van de drieling en de beleving van de ouders van het ouderschap.

UITKOMSTEN

De stress van de opvoedsituatie was even hoog voor de ouders van tweelingen als voor de drielingouders. Wel werd bij de drielingmoeders een afname van sexuele behoeftes gevonden. De reden: moeheid en te zware belasting. De frecuentie van sex was zowel bij drielingouders als bij die van de tweelingen lager dan bij de groep van de eenling- ouders.

Hoewel de drielingen lager scorden op de cognitieve tests (met name vanwege een achterstand in taal), werden er geen verschillen gevonden wat betreft probleemgedrag en de emotionele ontwikkeling. Hoewel de ouders van drielingen wel lijden (moeheid, wanhoop, zware last, schuldgevoelens en stress), lijken de kinderen er niet onder te lijden. Waarschijnlijk is de onderlinge band tussen de kinderen ook een positief gegeven. Dit is een gegeven dat ook bij tweelingen is geconstateerd (zie artikel: Het voordeel van het Tweelingzijn).

ONDERZOEK VAN BRITTA ALIN AKKERMAN

Akkerman, Zweden, onderzocht, in 1997, zeventien families van drielingen, die tusesn de vier en acht jaar waren. Zij vergeleek de drielingen onderling, dwz ze vergeleek de ontwikkeling van het meest kwetsbare kind van het trio met zijn broertjes en zusjes die met een betere gezondheid waren geboren. Ze onderzocht verschillende aspecten, zoals motoriek, sociaal gedrag, taal, hand- en oogcoördinatie en intelligentie. Akkerman vond geen verschillen in de intellectuele ontwikkeling van de twee-en drielingen die bij de geboorte hetzelfde gewicht hadden. De kinderen met het laagste gewicht behaalden op alle items wel lagere scores. Met name de taal en de sociale ontwikkeling bleven achter.

Akkerman wijt dit, naast de minder gunstige fysieke eigenschappen, ook aan de minder beschikbare tijd van ouders voor hun kinderen. Met name de taalontwikkeling lijdt daaronder.

Uit ander onderzoek bleek dat drielingmoeders minder met hun kinderen praten dan tweeling-en eenlingmoeders. Ook hier speelt weer moeheid en de zware belasting een rol. Daarnaast heeft het schuldgevoel waar de moeders mee kampen, invloed op hun motivatie (die is lager). Drielingmoeders hebben de neiging zich terug te trekken en zich af te sluiten voor de behoeftes van hun baby’s omdat ze er niet aan kunnen beantwoorden. De taken van verschonen en voeden worden vaak een gehaaste, plichtsmatige bezigheid in plaats van genotsmomenten zoals eenling-en tweelingmoeders dat beleven (ondrzoek van Robin, Cahen en Pons, 1992).

Ook Akkerman onderstreept het belang van hulp voor het drielinggezin.

ONDERZOEK VAN NATALUCCI OVER DRIELINGEN IN DE PUBERTEIT

Dit onderzoek werd in 2012 gedaan door Het Universitair Kinderziekenhuis in Zurich, Zwitserland, door Giancarlo Natalucci et al. Er werden 19 drielingen en 51 eenlingen vanaf de geboorte tot aan de adolescentie gevolgd.

Op de leeftijd van de adolescentie werd er aan ouders en leraren vragenlijsten gestuurd om de fysieke en psychische gezondheid van de groep te weten. Zo werd er naar internaliserend- en externaliserend probleemgedrag geïnformeerd. Het eerste heeft betrekking op angst, geslotenheid en depressie. En externaliserend gedrag is rebellie, agressiviteit, moeilijk gedrag en ongehoorzaamheid (acting-out gedrag).

De leraren meldden geen verschillen tussen de eenlingen en de drielingen. De ouders van drielingen meldden minder gedragsproblemen.

Natalucci concludeert dat ondanks dat drielingen in hun vroege jaren vaker een ontwikkelingsachterstand hebben en meer risico’s lopen op bepaalde problemen, drielingen het op de puberleeftijd het verrassend goed doen, zelfs soms beter dan de eenlingen. Met name de drielingen die bij de geboorte niet teveel fysieke problemen hebben, lijken op latere leeftijd te profiteren van het opgroeien met drielingbrusjes.

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp