INVLOED VAN DE TWEELINGBAND OP ANDERE ASPECTEN VAN HUN ONTWIKKELING

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

21 de september de 2015

INVLOED VAN DE TWEELINGBAND OP ANDERE ASPECTEN VAN HUN ONTWIKKELING

Helen L. Koch, emeritus hoogleraar van de universiteit van Chicago, vroeg zich af of de sterke band tussen een tweeling andere relaties bemoeilijkt, zoals die met vriendjes of met ouders.

En in hoeverre beïnvloedt het de spraak-ontwikkeling. Een ander thema dat ze onderzocht was in hoeverre het opgroeien met een maatje van je eigen (of tegenovergesteld) geslacht de beleving van de eigen sexuele identiteit beïnvloedt (het je een jongen of meisje voelen).

In dit onderzoek, dat ze in 1967 deed, bestudeerde ze 180 tweelingen, een en twee-eiigen van 5 tot 7 jaar en 432 eenlingen van dezelfde leeftijd, die een ouder broertje of zusje hadden. Alle verschillende types tweelingen worden in haar onderzoek meegenomen.

MZm: eeneiige jongenstweeling

MZf: eeneiige meisjestweeling

DZSSm: twee-eiige jongenstweeling (SS: same sex, masculien)

DZSSf: twee-eiige meisjestweeling (f: feminien)

DZOSm: de jongen van een jongen-meisjetweeling

DZOSf: het meisje van de jongen-meisjetweeling

DE BELANGRIJKSTE UITKOMSTEN:

• Er wordt een duidelijk verschil gevonden in \’closeness\’ tussen tweelingen: de MZ hebben een hechtere band dan de DZSS en DSOS. Binnen de groep eeneiige tweelingen zijn de MZf closer met elkaar dan de MZm. Dit komt overeen met het gegeven dat meisjes meer gericht zijn op persoonlijke relaties dan jongens. De DZ tweelingen als groep hebben weer een hechtere band dan de DZOS tweelingen. Dit feit wordt door vele andere onderzoeken bevestigd (zoals N. Segal). Waarschijnlijk heeft dit te maken met de genetische overeenkomsten tussen de MZ waardoor karakter en uiterlijk erg op elkaar lijken. Dit verstevigt de band. Ook opvoeding kan hierbij een rol spelen, aldus Koch (de MZ worden vaker gelijk behandeld en beleven meer dezelfde ervaringen).

• Er wordt geen aanwijzing gevonden dat de intieme band tussen een tweeling de relatie met de ouders minder hecht maakt. Ook is een tweeling niet minder betrokken bij de ouders dan de niet-tweelingengroep. Het effect is eerder juist positief bij de MZf, bij wie een grotere betrokkenheid bij ouders en volwassenen werd aangetoond.

• De compabiliteit tussen de meisjestweelingen, zowel bij MZf als DZf, is groter dan die tussen de jongenstweelingen, MZm en DZm (in hoeverre willen ze hetzelfde, zijn ze het met elkaar eens, etc.). Dit heeft zeer waarschijnlijk te maken met het feit dat meisjes meer geneigd zijn om zich aan te passen. Het lijkt er op te wijzen dat het voor meisjes makkelijker is om tweeling te zijn dan voor jongens.

• De tweelingen die een innige band hebben, blijken niet minder vriendjes te hebben en ook ontbreekt het hen niet aan sociale vaardigheden. De sociabiliteit is absoluut niet minder, eerder is er een positief effect. De intieme verbondenheid geeft hen veel vertrouwen en zekerheid in het sociale contact. Echter, de MZm groep vormt hierin wel een uitzondering (zie volgend punt).

• Wat betreft de mate van closeness van de tweeling en hun sociabiliteit en leiderschap, werd vastgesteld dat bij de MZm deze eigenschappen minder aangetroffen werden, maar bij de MZf, DZSSf en DZOS juist wel. De MZf (en in iets mindere mate de DZf) zijn vaak de leiders van een klas en genieten van een grote populariteit. Bij het jongetje van de DZOS werd een verband gevonden tussen een innige relatie met zijn zus en een grotere mate van populariteit, betrokkenheid met andere kinderen en sociaal vertrouwen.

• Wat betreft de taalontwikkeling werd er een verband gevonden tussen de mate van intimiteit en gebrekkig praten, bij de MZm. Ook bij het jongetje van de jongen-meisjetweeling werd er een correlatie gevonden tussen een innige band en slecht praten (veel grammaticale fouten). Maar bij de DZSSf was dit juist andersom (een innige relatie ging samen met een goede taalontwikkeling). Er werd ook een verband gevonden tussen stotteren en de mate van closeness: hoe groter de verbondheid, hoe minder een tweeling stottert.

De conclusie van Koch is eenduidig en helder: de intieme band tussen tweelingen belet niet hun sociabiliteit en ook niet hun betrokkenheid met volwassenen. Alleen bij MZm is er wel voorzichtigheid geboden. Ze kunnen erg opgaan in hun eigen wereld en zich afsluiten voor anderen.

Nog een feit dat het bovenstaande bevestigt: tweelingen trouwen niet minder vaak dan eenlingen. Dus het zit wel goed met hun sociabiliteit. Bij MZ trouwt de leider meestal het eerst!

Bron: Helen L. Koch ‘Twins and Twins Relations’, University of Chicago Press

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp