DE ONTWIKKELING VAN DE DRIELING

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

24 de maart de 2021

DE ONTWIKKELING VAN DE DRIELING

Drielingen worden minder onderzocht dan tweelingen, maar hier toch een aantal onderzoeksgegevens over hen.

De Japanse onderzoeker Yokoyama et al., 2011, vergeleek de motorische ontwikkeling van drielingen, van 0 tot 2 jaar, met die van eenlingen. De leeftijd waarop de drielingen motorische vaardigheden behaalden, zoals het hoofd optillen, loszitten, los staan, was bij deze groep later dan bij de eenlingen, ook na het corrigeren van de zwangerschapsduur. Yokoyama concludeerde dan ook dat drielingen een risico lopen om later motorische mijlpalen te behalen dan eenlingkinderen. Daarentegen was er ook een positief verschil waarin drielingen het beter deden dan eenlingkinderen: drielingen die 2 kilo of meer wogen bij de geboorte, konden eerder aan de hand lopen (dus met hulp) dan de eenlingen.

Natalucci et al., del Child Development Center, Zurich, Suiza bekeek in 2011 de motorische en intellectuele ontwikkeling van drielingen op zesjarige leeftijd. Op deze leeftijd constateerde hij minder motorische vaardigheden en een lagere kwaliteit van bewegen. Wat betreft de intellectuele vaardigheden waren de uitkomsten minder ongunstig, want de drielingen van minder dan 32 weken zwangerschapsduur scoorden hetzelfde als eenlingen van een zelfde zwangerschapsduur. De intellectuele ontwikkeling was echter wel in gevaar bij drielingen uit laag sociale milieus en bij de drielingen bij wie een groot verschil in geboortegewicht was. De baby met het laagste gewicht loopt het meeste risico, zowel motorisch als intellectueel. Natalucci, net als andere onderzoekers zoals Ruth Feldman, van de Universiteit van Jerusalem, wijst op het belang van een goede controle van drielingkinderen in hun eerste jaren om zo de risico’s wat betreft hun motorische en intellectuele ontwikkeling te verkleinen.

DE EMOTIONELE EN COGNITIEVE ONTWIKKELING

Hier deed wetenschapper Golombok, van de Cambridge Universiteit, 2003, in Engeland, in samenwerking met het Cochin Ziekenhuis, Parijs, een onderzoek naar, bij 10 drielingen, 15 tweelingen en 30 eenlingen van drie jaar oud. Ook keek hij naar de beleving van de ouders van het ouderschap.
De stress van de opvoedsituatie was even hoog voor de ouders van tweelingen als voor de drielingouders.
Hoewel de drielingen lager scoorden op de cognitieve tests (met name vanwege een achterstand in taal), werden er geen verschillen gevonden wat betreft probleemgedrag en de emotionele ontwikkeling. Hoewel de ouders van drielingen wel lijden (moeheid, wanhoop, zware last, schuldgevoelens en stress), lijken de kinderen er niet onder te lijden. Waarschijnlijk is de onderlinge band tussen de kinderen ook een positief gegeven. Dit is een gegeven dat ook bij tweelingen is geconstateerd en wordt als voordeel van het meerlingzijn gezien. Wat betreft de cognitieve ontwikkeling, ontdekte Feldman dat op vijfjarige leeftijd de verschillen tussen drie-en eenlingen verdwenen zijn. Met andere woorden: ze halen de achterstand in.

Coks Feenstra
Ontwikkelingspsychologe, gespecialiseerd in twee-en drielingen

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp