DE BAND TUSSEN MOEDER EN HAAR DRIELINGBABY’S

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

25 de maart de 2015

DE BAND TUSSEN MOEDER EN HAAR DRIELINGBABY’S

Een drieling krijgen schept een hele speciale situatie.

Psychologen Feldman, Eidelman en Rotenberg van de Universiteit Bar-Ilan, Jerusalem, vroegen zich, in 2004, af hoe de band tussen een moeder en haar drielingbaby’s tot stand komt. In hoeverre is ze in staat om de signalen van haar kleintjes op te pikken?

De gevoeligheid van de moeder, het kunnen inspelen op de behoeftes van haar baby (the maternal sensitivity), vormt de basis waarop de cognitieve en symbolische bekwaamheden van het kind gebaseerd zijn. Met andere woorden, de moederlijke gevoeligheid is een belangrijke voorwaarde voor een goede ontwikkeling van het kind. Los van de vroeggeboorte en andere medische risico’s, is de opvoedingssituatie waarin een drieling verkeert, mogelijkerwijs een risico op zich, aldus de onderzoekers.

Het is niet moeilijk te begrijpen: een drielingmoeder kan onmogelijk zoveel aandacht aan haar drietal geven als een moeder van een twee- of eenling. Daarnaast zijn er andere factoren, zoals een hoog nivo van stress, hetgeen ook invloed heeft op de gevoeligheid van moeder voor de behoeftes van de baby’s. Een gestreste ouder kan minder goed ingaan op zijn kind. Drielingmoeders hebben daarnaast last van moeheid, problemen in het verdelen van de aandacht en schuldgevoelens hetgeen hen een gevoel van onbekwaamheid geeft. Ook dit bemoeilijkt de relatie met haar baby’s. Moeders vinden, aldus onderzoek van Akerman in 1999, dat ze teveel in beslag worden genomen door de lichamelijke zorg voor hun baby’s en dat het gewoon genieten van de kleintjes er vaak bij inschiet. Of te wel: ze komen te weinig toe aan ‘bonding’ met hun baby’s. Ook blijkt de capaciteit om de baby’s te kunnen onderscheiden, het differentiël ouderschap –een teken van exclusief moederen- bij drielingen lager is dan bij tweelingen, aldus onderzoek van Booting e.a. in 1990.

Feldman e.a. volgden 23 sets drielingen, 23 sets tweelingen en 23 eenlingen, vanaf pasgeboren tot 12 maanden. Ze brachten de speciale situatie van drielingmoeders en hun baby’s in kaart, door op vier verschillende momenten allerlei tests te doen; bij 0, 3, 6 en 12 maanden. De interactie tussen moeder en haar baby’s werd opgenomen en geanaliseerd. Er werd gekeken naar de gevoeligheid van de moeder, handigheid om moeilijk gedrag in goede banen te leiden en aanpassing aan- en reactie op de signalen van het kind. De cognitieve ontwikkeling van de baby’s werd getest bij 12 maanden, evenals hun symbolische spel. Het stressnivo bij de ouders werd gemeten en de neurologische rijpheid van de baby bij zijn geboorte (mate van prikkelbaarheid, onrust en troostbaarheid). Een baby die in zijn gedrag voorspelbaar is, is makkelijker aan te voelen dan een prikkelbare, ‘moeilijke’ baby. Baby beïnvloedt ook zijn moeder.

De belangrijkste resultaten

• Er werd op alle momenten minder sensitiviteit gevonden bij de drielingmoeders. Tussen twee-en eenlingmoeders is er geen verschil bij 0 en 12 maanden, wel bij 3 en 6 maanden. Dan scoorden eenlingmoeders hoger dan tweelingmoeders en deze scoorden weer hoger dan drielingmoeders.

• Bij de drielingmoeders werd er geen verschil gevonden in sensitiviteit voor het zwakste kind en de gezonde kinderen bij 0 en 3 maanden, maar wel bij 6 maaanden. Dan is moeder meer sensitief voor haar gezonde kinderen. Bij tweelingmoeders werd de grotere sensitiviteit voor het gezonde kind alléén bij 6 maanden gevonden.

• Er is meer stress bij drielingouders, zowel bij moeder als vader. Deze stress is hoger dan bij tweeling- en eenlingouders. De drielingmoeders scoorden hoger op dysfunctionele interacties tussen haar en een kind dan de drielingvaders.

• Emotie-regulatie bij de pasgeborenen: de meest zwakke en zieke baby toont de slechtste emotie-regulatie in vergelijking met zijn broertjes /zusjes (mate van onrust, prikkelbaarheid, moeilijk te troosten, etc.).

• Symbolische spel: bij 12 maanden is deze bij de drielingbaby’s minder aanwezig. Bij het kwetsbaarste drielingkind is er minder symbolisch spel dan bij zijn gezonde(re) broers en/of zusjes. Tussen de tweelingen en eenlingen werd geen verschil gevonden.

• Wat betreft de cognitieve ontwikkeling bij 12 maanden scoren de drielingkinderen lager, zoals bij waarneming, aandacht, categorisering, emotie-regulatie, maar niet in de psychomotorische ontwikkeling. Daarbij scoort de zwakste baby van de (zeer vroeggeboren) drieling weer lager dan de gezonde drielingkinderen, zowel op cognitief gebied als bij het symbolische spel. De verschillen tussen drielingkinderen onderling zijn groter dan die tussen tweelingen onderling.

• Er werd een correlatie gevonden tussen stress en de mate van hulp. Bij minder hulp, meer stress en een mindere sensitiviteit van de moeder, hetgeen weer leidt tot minder symbolisch spel bij 12 maanden.

De onderzoekers concludeerden dat een drielingsituatie risico’s met zich mee brengt, niet alleen wat betreft het lagere geboortegewicht en de gezondheidstoestand van de kinderen, maar ook vanwege de opvoedsituatie op zich. Bij ouders is er een hoge mate van stress en doet zich de onmogelijkheid voor om elk kind een goede portie individuele aandacht te geven. Moeder heeft een minder sensitief contact met elk van haar baby’s, hetgeen gevolgen heeft voor de cognitieve ontwikkeling van haar drietal. Daarbij zijn er ook verschillen tussen de kinderen: het zwakste kind (medische problemen) ontvangt de minst moederlijke gevoeligheid. Deze baby’s moeten, aldus onderzoekers, daarom goed gevolgd en begeleid worden vanwege het risico op een slechte aanpassing. Het gaat hier om de zeer vroeggeboren drielingen (geboorte gewicht lager dan 1.500 gram).

De ouderlijke stress neemt af naarmate de drieling groeit. De relatie tussen de kinderen compenseert zeer waarschijnlijk het gebrek aan exclusieve band met de moeder. De onderzoekers denken dat het risico van de drielingsituatie dan ook mogelijk van tijdelijke aard is, met kans op later herstel.

Drielingmoeders beginnen vanaf 6 maanden anders te reageren op hun kinderen, er is meer differentiatie. Dit werd niet opgemerkt bij 0 en 3 maanden. Maar bij een half jaar krijgt iedere baby meer zijn eigen manier van reageren en moeders merken dit op.

Steun en hulp in het eerste jaar vermindert het stressnivo bij de ouders en heeft een positief effect op de sensitiviteit van de moeder. Er is een duidelijke correlatie tussen moederlijke gevoeligheid en sociale steun. Daarom is dit een heel belangrijk advies. Hulp maakt de situatie voor de ouders lichter en dit komt de cognitieve en emotionele ontwikkeling van de drieling ten goede.

Vervolgonderzoek met positieve uitkomsten

Het onderzoek werd in 2005 verder uitgebreid tot 24 maanden. Ook op die leeftijd werd er nog steeds een verminderde mate van gevoeligheid van de moeder geobserveerd, een lagere cognitieve ontwikkeling van de kinderen, evenals minder sociaal gedrag en meer internaliserend probleemgedrag (teruggetrokkenheid, somatische klachten, angst /depressie).

Feldman en Eidelman testten in 2008 de drielingkinderen opnieuw, nu op 5-jarige leeftijd. De cognitieve verschillen tussen drielingen en eenlingen waren flink afgezwakt. Het internaliserend probleemgedrag en minder sociaal gedrag werd niet meer gesignaleerd. De problemen van de moeder wat betreft de aanpassing aan haar situatie waren flink verminderd. Het stressnivo was in de jaren steeds verder gedaald. Alleen het kind met het laagste gewicht, met name bij drielingen waarbij één 15% minder weegt dan zijn broertjes of zusjes (bij de zeer premature drielingen), bleef een slechtere cognitieve ontwikkeling hebben, vertoonde minder sociaal gedrag en meer internaliserende problemen. Met andere woorden, de zeer lichtgewichten onder de drielingenpopulatie behoeven hulp en medische begeleiding in hun eerste levensjaren, even als de drielinggezinnen zelf in de eerste twee jaren van hun ouderschap.

Coks Feenstra

Ontwikkelingspsycholoog en auteur van ‘Het Grote Tweelingenboek’

Bronnen:

‘Parenting stress, infant emotion regulation, maternal sensitivity and the cognitive development of triplets: a model for parent and child influences in a unique ecology’, Child Development, nov/dec 2004, volume 75, number 6, pages 1774-1791.

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15566379

Triplets across the first 5 years: the discordant infant at birth remains at developmental risk, http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19564315

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp