DAT ENE ZINNETJE IN DE OPVOEDING

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

21 de februari de 2025

DAT ENE ZINNETJE IN DE OPVOEDING

In de Spaanse serie ‘Cuéntame’ werd verteld dat er drie zinnen zijn die we weinig uitspreken.  Dat zijn ‘ik houd van je’, ‘het spijt me’ en ‘ik heb hulp nodig’.

De middelste zin bleef in mijn gedachtes ronddwalen. Hoeveel verschil kan deze maken in de ouder-kind relatie! En hoe zou dat ook mijn relatie met mijn eigen moeder hebben kunnen veranderen. Ouders zijn tegenwoordig veel meer bereid zijn om hun fouten tegenover hun kinderen toe te geven. Dat merk ik dagelijks. Ze spannen zich enorm in om het zo goed mogelijk te doen. Ondanks dat maken ze fouten, zeggen ze zinnen  of doen ze dingen die  het kind kwetsen. Kleine en grote fouten. Soms vanwege adviezen die lijnrecht tegen het karakter van het kind ingaan. Vaak met goede bedoelingen, daar ontbreekt het niet aan. Het kan heel moeilijk zijn om je kind goed te kennen, vooral als je jezelf niet goed kent en bijvoorbeeld niet weet waar jouw ergenissen vandaan komen. Fouten die jouw ouders maken, geef je makkelijk door, ondanks het stellige voornemen dat nooit te doen.

De woorden, ‘het spijt me, ik had dat niet moeten zeggen’ werken als een balsem voor het kind. Het kind begrijpt hierdoor dat zijn vader (of moeder) zich kan vergissen en dingen zegt die het niet had willen zeggen. Of dingen doet die niet goed zijn.. Als ouders terugkomen op een akelig voorval waarin ze te heftig op hun kind reageerden, versterkt dat de band en het vertrouwen. Net als er van het kind verwacht wordt dat het ‘sorry’ zegt, is dit ook belangrijk als het een eigen fout betreft. Of te wel: het zo bekende goede voorbeeld!  Hoe zwaarder de taak van de ouders, hoe makkelijker er situaties ontstaan waarin ouders hun geduld verliezen, boos worden of ontploffen. Het opvoeden van twee of meer kinderen van dezelfde leeftijd is zwaar, de kinderen maken alle fases tegelijk door en je staat voor veel meer complexe situaties. Denk alleen al aan het verschil in relatie die je met ieder van de meerling hebt en je gevoelens daarover. Vaak is de relatie met een kind makkelijker dan met de ander, soms is er voorkeur. En dat alles creëert weer spanning.

Ik las in het boek ‘Two of everything but me’ (Van alles twee, behalve van mezelf) van auteur Marion West daar een prachtige beschrijving over. Zij heeft tweelingjongens en worstelt met haar verschillende gevoelens voor elk van hen. In haar boek, bladzij 83, beschrijft ze een bijzonder voorval (vertaling van mij):

“De menigte in het stadion stond op en riep: “Ga, Jon, ga!”. Ik stond ook op, maar ik kon niet schreeuwen. Ik kon alleen maar vol ongeloof toekijken hoe mijn negenjarige zoon zich losmaakte van de spelers en met de bal over het veld rende. Hij bewoog gracieus, waardoor het er gemakkelijk uitzag. Nog drie minuten te gaan in de wedstrijd en we hadden deze touchdown nodig om te winnen. Ik zag Jon rennen, maar in mijn gedachten zag ik ook iets anders. Herinneringen flitsten voorbij. Ik herinnerde me de eerste keer dat ik hem en Jeremy in de verloskamer zag. Ik voelde direct een teleurstelling, omdat ze totaal niet op elkaar leken. Was dit nou een tweeling? Ze waren zo verschillend. Naarmate de jongens ouder werden, ook al wist ik dat het verkeerd was, leek ik te proberen Jon op Jeremy te laten lijken. Maar hij moest Jon zijn – luidruchtig, ruw, onvermoeibaar, nooit stil, behalve in zijn slaap. Jon en ik hebben jaren van conflicten meegemaakt. Onze persoonlijkheden botsen, net als de spelers op het veld.

“Stil Jon. Ga zitten. Blijf stilstaan. Niet wiebelen. Stop met het stellen van zoveel vragen. Wat zachter praten. Jon“. Hoe vaak had ik dit al tegen hem gezegd? Waarom kon ik hem nooit aanmoedigen?

Jon bleef rennen en maakte snelheid‘Was je handen, Jon. Ze zijn niet zo schoon als die van Jeremy. Jon, ga rechtop zitten. Waarom mors je je drankje bij elke maaltijd? Jon, je eet de hele tijd. Je kunt onmogelijk  honger hebben”. Jaren waarin ik hem bekritiseerde, leken in mijn hoofd te weerklinken, toen de fans mijn zoon bleven aanmoedigen.  ‘Ga, Jon, Ga!’. In groep 3 zei de leerkracht tegen mij: “Jon heeft een laag zelfbeeld”. “Hij is niet zoals Jeremy”, had ik zwakjes geantwoord.

Toch rende Jon, een keer bijna struikelend, maar toen sprong hij op als een hert en hervond hij perfect zijn evenwicht. Gisteren nog had ik geklaagd: “Jon, je bent het luidruchtigste, ruigste kind in de buurt. Wees en zit stil”.

Hij probeerde het. Maar zijn dreunende, energieke stem had snel weer mijn oren doorboord terwijl hij als een aanvallende indiaan door de tuin rende. Nu spoorden Jons teamgenoten aan de zijlijn hem aan. Jeremy schreeuwde en sprong op en neer.  Toen kwam er diep in mij een schreeuw. “Ga, Jon, Ga!”. Ik sprong ook verwoed op en neer en verloor een van mijn schoenen. Ik voelde een knoop in mijn keel ontstaan, die niet weg zou gaan. De tranen gleden over mijn gezicht en mijn hart klopte wild van plotselinge bewondering voor mijn zoon, Jon, die zich niet liet stoppen door de spelers van het andere team. Noch door zijn zeurende moeder, die zich tot op dit moment nooit had gerealiseerd wat een dappere, vastberaden kleine jongen ze had – dat uitgerekend bij een voetbalwedstrijd.

TOUCHDOWN!

Ik bleef met het publiek schreeuwen om deze beslissende zes punten. Maar vooral weergalmde mijn innerlijke schreeuw, ik hou van je, Jon, net zoals je bent. Je gaat meer doelen bereiken – op het voetbalveld – en in het leven. En ik ga je helpen en aanmoedigen op elke manier die ik kan. De fans stopten met juichen, dus ik zweeg ook. Ik wilde Jon niet in verlegenheid brengen. Maar in mijn hart bleef het zinnetje, Ga, Jon, Ga! voor altijd klinken”.

Coks Feenstra

Two of everything but of me, Marion B. West, Broadman Press, 1987

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp