COKS INTERVIEWT NANCY SEGAL deel 2

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

21 de augustus de 2013

COKS INTERVIEWT NANCY SEGAL deel 2

Dr. L. Nancy Segal is een expert op het gebied van tweelingen. Ze doet onderzoek naar heel veel verschillende thema’s, hoewel haar hoofdthema de ‘nature vs nurture’ kwestie is. O te wel: genen of omgeving, wat beïnvloedt ons het meest?

Op dit moment doet ze een onderzoek naar Chinese tweelingen die ter adoptie worden afgestaan aan verschillende families. Ze brengt de kinderen, vaak nog baby’s, bij elkaar en onderzoekt hun reacties. Onder andere over dit thema praat Coks met haar op de afdeling van ‘THE CENTER OF TWINS STUDIES’ van de Universiteit van Fullerton, Los Angeles.

CF: Ik wil het graag met je hebben over een verschijnsel dat vaak voorkomt bij eeneiige tweelingen: het wisselen van gedrag. Bv, van de identieke jongens, 8 jaar, is Paul de meest serieuze. Hij doet goed zijn best op school en toont verantwoordelijkheid. Zijn broer Sergio is relaxter en doet alles op het laatst. Net als de ouders denken dat dit een wezenlijk verschil tussen hen is, verandert de situatie. Paul begint slordiger te worden, terwijl Sergio opeens opvallend verantwoordelijk is en zijn broer vertelt wat die moet doen. Wie is nou wie? vragen de ouders zich verbaasd af.

NS: Ja, dit is een bekend fenomeen.

CF: De verklaring die ik hieraan geef, is dat de tweeling qua karakter erg op elkaar lijkt. Elk van hen heeft een serieuze en een minder serieuze kant. Afhankelijk van de situatie of de fase waarin ze zitten, komt de ene kant of de andere naar boven. Daarbij beïnvloeden ze elkaar, als een pendule eeuwig op zoek naar evenwicht.

NS: Ja, ze switchen posities omdat ze in werkelijkheid hetzelfde potentieel hebben. Ze voegen zich naar elkaar en ze beïnvloeden elkaar voortdurend. Daardoor lijken tweelingen die gescheiden zijn opgevoed vaak meer op elkaar dan degenen die samen zijn groot geworden. De eersten ontwikkelen zich zoals ze werkelijk zijn, zonder invloed van de ander. En zijn dus verrassend gelijk. Dit was één van de meest indrukwekkende uitkomsten van het onderzoek van Bouchard in de jaren ’90.

CF: Ik las in één van je boeken de zin ‘het tweelingzijn is altijd ergens in mijn gedachtes’. Het is een deel van je. Geloof je niet dat dit zo is, doordat je je prenatale leven samen met je zus doorbracht?

NS: Nee, dat geloof ik niet. Ik heb in alle case-studies die ik tot nog toe heb gedaan bij tweelingen die bij hun geboorte zijn gescheiden, niet kunnen ontdekken dat er een besef was van een ander. Dit is alleen zo als het hen verteld is.

CF: Daar denk ik toch anders over. Ik ben ervan overtuigd dat er een onbewust gevoel van ‘wij’ is, een herinnering aan de tijd in de baarmoeder, als gevolg van het samengroeien en het delen van prenatale ervaringen. Ik heb vele getuigenissen van tweelingen die bij de geboorte gescheiden zijn en later een gevoel van gemis hadden. Een gevoel van niet compleet te zijn en niet volledig gelukkig.

NS: Ja, ik ken die verhalen, maar ze zijn geen bewijs van dat het echt zo is. Het blijven verhalen. Voelen we niet allemaal een soort gemis, een verlangen naar een ander? We kunnen het niet wetenschappelijk aantonen. Alexander Piontelli, een Italiaanse arts, doet veel onderzoek naar het samenleven van tweelingen in de buik, maar haar conclusies zijn niet overtuigend. Ik bestudeer nu vele Chinese tweelingen. In dit land is het de gewoonte dat een tweeling gesplitst wordt bij de geboorte en aan verschillende families wordt toebedeeld. Ik heb nog bij geen één paar ontdekt dat ze er weet van hadden een tweeling te zijn.

CF: Ze worden in verschillende gezinnen geplaatst? Dat is vreselijk. Waarom? Valt daar niet tegen te doen?

NS: Ja, het is triest, dat ben ik met je eens. De Chinese regering ontkent dat ze dit doet. Maar ik ontdek regelmatig nieuwe gevallen. Je weet hoe het met de mensenrechten is gesteld in dat land, ik denk niet dat wij er veel aan kunnen doen.

CF: Waar bestaat je onderzoek uit?

NS: We brengen de tweelingen al op jonge leeftijd samen, vaak voor het eerste jaar of in hun tweede levensjaar. We observeren hun reacties. Bij eeneiigen is er een snelle herkenning, maar ook twee-eiigen reageren meer op elkaar dan op een willekeurig speelkameraadje. Het onderzoek is nog in volle gang.

CF: Ik blijf het vreselijk vinden dat deze tweelingen gescheiden worden. In Nederland is dat verboden. Het laatste geval, voor zover ik weet, betreft een Groningse eeneiige tweeling die in 1967, tegen de wil van de biologische moeder in, bij hun adoptie in verschillende gezinnen werd geplaatst (Onlangs vescheen hier een documentarie over:

http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1348186\”>http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1348186).

NS: De families doen er heel vaak alles aan om te zorgen dat hun tweeling toch zoveel mogelijk elkaar zien. Eén familie is zelfs van staat veranderd om dichter bij elkaar te wonen. Maar het komt helaas ook voor dat de ene familie wel contact wil en de andere niet. Dat is heel triest. En niet te begrijpen.

CF: Ouders vertellen mij vaak zulke bijzondere gebeurtenissen. Ik noem je er twee. De twee-eiige tweeling van Marieke, 6 maanden, liggen te slapen in hun bedjes, als de moeder opeens één van de jongetjes hartverscheurend hoort huilen. Ze holt naar boven en vindt het andere kindje levensloos in zijn wiegje. Ze tilt hem op, slat hem hard op zijn billetjes, roept zijn naam tot hij weer bijkomt. Ze is sprakeloos.

NS: Ja, ongelooflijk. Hij riep om hulp voor zijn broertje.

CF: Het tweede voorval: Susan gaat met haar eeneiige tweeling van 6 weken naar het consultatieburo. Bij een van de twee is het kanaaltje van het traanvocht verstopt. De arts legt haar uit hoe ze het moet masseren. Als dat niet mocht helpen, zou het kindje geopereerd moeten worden. Susan doet elke dag de massage, ze wil hoe dan ook een operatie vermijden. Het helpt helaas niet. In een opwelling doet ze de massage bij het broertje. Tot haar verbazing knapt de andere baby hiervan op. De obstructie verdwijnt.

NS: Misschien was het een vertraagde reactie op de massage. Mijn wetenschappelijke kant sputtert tegen bij dit soort van getuigenissen, want we kunnen het niet bewijzen.

CF: Een ander thema. Op dit moment volg ik twee gezinnen met elk een eeneiige jongensdrieling, van bijna dezelfde leeftijd (inmiddels drie jaar). De drieling van het ene gezin werd vanaf anderhalf jaar in verschillende groepen van de crèche geplaatst en doet het goed. Een van de drie had er aanvankelijk wat moeite mee, maar is nu goed aangepast. De drieling van de andere familie zit in dezelfde groep. De kinderen vinden dit prettig, sterker nog: als één van de drie thuis blijft vanwege ziekte, zijn de andere twee van slag. Ze voelen zich niet compleet. Ze reageren er zo sterk op dat de moeder ze dan ook maar thuis houdt. Twee gelijke situaties en toch hele verschillende reacties van de kinderen. Het lijkt me dat hier het karakter van de drieling een grote rol speelt, naast de houding van de ouders. Ben je dit met me eens?

NS: Ja, waarschijnlijk betreft het bij de eerste drieling drie hele open mannetjes die zich makkelijk hechten. En/of misschien zijn ze heel druk en geeft het gescheiden zijn hen een zekere rust. De andere drieling is waarschijnlijk meer aan elkaar verknocht, hebben meer tijd nodig om buiten hun trio te treden en zijn misschien rustiger van aard. Interessant!

CF: Zeker. Het maakt ook dat de adviezen die we geven, afgesteld moeten worden op het betreffende gezin. De situatie is nooit helemaal hetzelfde. Ik ben in principe meer een voorstander van samen beginnen, zeker bij baby’s. Ik wil hier nog even op doorgaan, want dit heeft alles te maken met de afhankelijkheid tussen tweelingen. Ik ben er voor dat deze term wat betreft tweelingen opnieuw gedefiniëerd wordt. Ik vind nl dat onze maatschappij veel nadruk legt op onafhankelijkheid en dat tweelingen daardoor verkeerd beoordeeld worden. Het hele thema van school heeft ook met die kwestie te maken. Alles draait om de eigen identiteit en onafhankelijkheid. Wat daardoor over het hoofd gezien wordt, is dat er een zekere afhankelijkheid bestaat tussen tweelingen die normaal is, gezien hun situatie. Ze komen samen ter wereld en delen hun hele jeugd. Naast de band met vader en moeder hebben ze er één met hun co-twin. John Bolwby, de deskundige op het gebied van bonding, zegt dat tweelingen voor elkaar ook een hechtingspersoon zijn, sterker dan tussen gewone broers en zussen. Ik stel voor om van ‘aanhankelijkheid’ te spreken ipv afhankelijkheid.

NS: Ik begrijp je standpunt. Ik ben het met je eens. In onze maatschappij –in de USA net zo- draait alles om het individu en zijn autonomie. Tweelingen zijn juist een voorbeeld van samenwerking, loyaliteit en verantwoordelijkheid ten op zichte van elkaar.

CF: Een concreet voorbeeld: ouders zijn soms zo bezorgd als één van de twee de ‘dominante’ is. Ze proberen dan de ‘gedomineerde’ sterker te maken. Die moet meer voor zichzelf opkomen en uit de ‘confortzone’ treden. Maar wat ik vaak zie, vooral bij eeneiigen, is dat deze patronen wisselen. Opeens is de andere de dominante of het varieërt per thema, net waar een ieder goed in is. De één maakt de contacten, de ander onderhoudt. En zijn ze niet samen, dan blijkt dat de ander net zo goed contacten kan maken! Ouders hoeven zich daar dus niet zo druk om te maken en hun kinderen niet te pushen.

NS: Dat klopt. Ze vinden een bepaald evenwicht, ze tasten elkaars sterke en minder sterkte kanten af. En ze zijn goed op elkaar ingespeeld. Niets om je zorgen over te maken, al is het wel goed dat ze ook los van elkaar ervaringen opdoen.

CF: Zeker! Nu een ander thema: tweelingen die een haat/liefde relatie hebben. Welke factoren hebben volgens jou hier invloed op?

NS: Er kunnen verschillende factoren meespelen. Een is dat het tweelingzijn hen belet om een eigen identiteit op te bouwen vanwege die innige band. Dat kan erg benauwend zijn. Of één voelt zich achtergesteld bij de ander. Het grappige is dat ze zeggen dat ze elkaar haten, maar ondertussen wel de hele dag met elkaar aan de telefoon hangen. Over het algemeen maken tweelingen in de puberteit een periode door waarin ze zich tegen elkaar afzetten. Dan kunnen ze het best moeilijk hebben, want hoewel ze elkaar minder willen zien en spreken, hebben ze het er beiden moeilijk mee. Na die periode komen ze vaak weer tot elkaar en verbetert de relatie.

CF: Gevallen van tweelingen die elkaar echt niet meer zien, zijn zeldzaam. Het komt voor, maar het gaat om weinig gevallen.

NS: Dat klopt. Het is zeer zeldzaam.

We nemen afscheid. Nancy drukt me nog op het hart dat ik elke vraag of twijfel die ouders mogelijkerwijs hebben tav hun tweeling aan haar mag doormailen.

Een boeiend gesprek over een boeiend thema.

Los Angeles, juni 2013

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp