COKS FEENSTRA INTERVIEWT NANCY SEGAL

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

21 de augustus de 2013

COKS FEENSTRA INTERVIEWT NANCY SEGAL

Dr. Nancy L. Segal, Universiteit van Los Angeles, is bekend om haar onderzoek onder tweelingen. In de jaren ’90 deed ze mee met het team van dr. Thomas Bouchard die de invloed van de omgeving op het gedrag bestudeerde.

Bouchard verenigde eeneiige tweelingen die bij hun geboorte in verschillende gezinnen waren geplaatst en bestudeerde hen dmv vele tests en vragenlijsten. Hun overeenkomsten in karakter, intelligentie, gedrag, beroepskeuze, levensfilosofie en andere aspecten waren verbluffend. Dit onderzoek wierp een totaal nieuw licht op de kwestie nature-nurture, of te wel erfelijkheid – opvoeding.

Coks Feenstra, ontwikkelingspsychologe en auteur van ‘Het Grote Tweelingenboek’, sprak met Nancy Segal op haar Universiteit in Californie.

CF: Waar komt jouw interesse voor tweelingen vandaan?

NS: ‘Ik ben zelf een tweeling. Mijn zus en ik zijn twee-eiig en zowel uiterlijk als innerlijk heel verschillend. Als kind vroeg ik me al af hoe dat kon, omdat we zussen waren en op dezelfde dag jarig. Ik begreep dat er iets moest bestaan als genen, hoewel ik het woord nog niet kende. Mijn belangstelling was gewekt. Later koos ik psychologie als studie met tweelingen als specialiteit. Het is heerlijk om je bezig te houden met een gebied dat op een natuurlijke wijze je aandacht trekt’.

CF: Ik las in één van je boeken dat je al jong ontdekte dat jij en je zus iets speciaals hadden wat andere kinderen niet hadden.

NS: ‘Ja, ik had een buurjongetje dat altijd alleen naar school liep. Ik deed dat samen met mijn zusje. Als hij jarig was, gaf hij alleen een feestje. Wij gaven samen een feestje. Ik begreep dat wij iets speciaals hadden. Ik voelde me ook speciaal’.

CF: Wanneer heeft een tweeling door dat niet iedereen een tweeling is? Ik zie bij sommige tweelingen dat ze aanvankelijk denken dat iedereen een maatje heeft. Een tweelingjongetje, drie jaar oud, zei bijvoorbeeld: ‘Ik ben een tweeling. Mijn papa en mama ook en opa en oma. En mijn andere broertje, als hij met zijn vriendje speelt, is ook een tweeling.

NS: ‘Ja, dat is grappig. Ze zoeken steeds naar het paar. Ik had dat niet. Ik denk dat ik vier of vijf was toen ik ontdekte dat mijn zus en ik iets speciaals hadden’.

CF: Hoe belangrijk is het dat ouders de zigositeit (het een-of twee-eiig zijn) van hun tweeling weten?

NS: ‘Heel belangrijk! Ik ben ervoor dat er bij elke meerlingbevalling automatisch een DNA-test wordt gedaan, als onderdeel van een medisch basispakket. Kijk, als een eeneiige tweeling zich heel verschillend ontwikkelt (bv de één loopt al, terwijl de ander nog niet zit), dan weet je dat er iets mis is. Eeneiigen ontwikkelen zich in een vergelijkbaar tempo en ritme. Als ouders de zigositeit niet weten, kunnen ze dit verschil zien als teken dat ze twee-eiig zijn. Ik merk echter dat sommige ouders het liever niet willen weten. Ze lijken bang dat ze daardoor hun kinderen anders gaan behandelen. Dit begrijp ik niet. Jij?’

CF: Nee, maar ik merk ook soms dat ouders er weinig belang aan hechten. In mijn lezingen geef ik voortdurend het verschil aan en dat verbaast sommige ouders.

NS: ‘Ik raad alle ouders aan om een test te laten doen, als hun tweeling van hetzelfde geslacht is. Deze test is tegenwoordig niet meer zo duur en is eenvoudig uit te voeren. Je kunt de zigositeit ook uitzoeken door hun ontwikkeling nauwkeurig gade te slaan, maar er blijft altijd een margen van onzekerheid. Een DNA test geeft zekerheid’.

CF: Wat me intrigeert, is dat in mijn onderzoeksgroep er vele gezinnen zijn waarin zowel twee-eiige tweelingen voorkomen als eeneiige. Dat lijkt er toch op te wijzen dat er bij beide een erfelijke factor meespeelt.

NS: ‘We weten bij de twee-eiigen veel beter welke factoren een rol spelen, zoals een gen dat een dubbele eisprong stimuleert, de leeftijd van de vrouw (met name tussen 35 en 39 jaar), het aantal zwangerschappen, het ras (In Afrika komen meer tweelingen voor dan in Azië) en de lichaamsbouw (een lange, stevige vrouw heeft meer kans op een tweeling dan iemand met een klein en tenger postuur). Bij de eeneiigen weten we niet waarom de bevruchte eicel zich splitst. Het feit dat beide soorten tweelingen in dezelfde families voorkomen, wijst er inderdaad op dat deze processen blijkbaar niet zo los van elkaar staan als we tot nog toe aannamen. Maar er zijn nog veel twijfels. Waarom splitst een eicel zich bijvoorbeeld drie keer (eeneiige drieling)? In mijn groep heb ik een gezin met een vierling: twee paar eeneiige tweelingen die ten opzichte van elkaar twee-eiig zijn. Dat is bijzonder’ .

CF: Wat kun je de ouders van onze vereniging meegeven zodat zij de speciale band tussen hun tweeling zo goed mogelijk ondersteunen? Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen een eeneiige en een twee-eeige tweeling?

NS: ‘De eeneiige tweelingen hebben een hele intieme band. Alle onderzoeken wijzen in die richting. Tussen hen is er een onmiddelijke herkenning. Ze begrijpen en zien de wereld op dezelfde manier. Het feit dat zij dezelfde genen hebben, heeft hier alles mee te maken. Wat betreft de twee-eiigen moeten we een onderscheid maken tussen hen die van hetzelfde geslacht zijn of niet. Een jongen/meisje-tweeling heeft weer andere bijzonderheden dan een j/j of een m/m tweeling. Zij ontwikkelt zich meestal sneller dan haar broertje, zowel fysiek, sociaal als intelectueel. Dit geeft haar een voorsprong waardoor ze vaak een soort moedertje voor hem is. De band is vaak heel sterk’.

CF: Wat kunnen ouders doen om te zorgen dat een ieder zijn eigen identiteit ontwikkelt en dat er evenwicht is in de relatie? Het is schipperen tussen respect tonen voor hun innige band en het stimuleren van hun individualiteit.

NS: ‘De ouders moeten hun tweeling lekker laten genieten van hun band. Soms maken ze zich zorgen dat hun tweeling zoveel samen is. Maar wat is hier op tegen? Wat verwachten ouders? Zolang hun kinderen goed meekomen op school, relaties aan gaan met andere kinderen en zich niet afsluiten in hun wereldje, is er niets om je zorgen over te maken. Het wordt anders als een tweeling zich aan elkaar vastklampt en zich afsluit van andere vriendschappen. Dan zullen ze zeer waarschijnlijk een achterstand oplopen op het gebied van taal en sociale vaardigheden. In de opvoeding van een tweeling wil ik ouders op het hart drukken om elk kind te geven wat het nodig heeft. Dat is meteen ook het meest rechtvaardiger. Fairness is not iguality! Het is onmogelijk om een tweeling gelijk te behandelen. De druk hiervan kan voor een tweeling ook belastend zijn. Als er bijvoorbeeld één wordt uitgenodigd voor een verjaardagsfeestje, dan blijft de ander thuis en ga je iets leuks met hem of haar doen. Tweelingen laten trouwens hun ouders wel weten wat ze willen. En het gaat erom dat zij die signalen oppikken’.

CF: Wat is je mening over het samen in één klas zitten?

NS: ‘Ik ben er absoluut voor dat ze samen beginnen. We begrijpen allemaal dat een kleuter die de school begint in een klas waar haar buurvriendje zit, het makkelijker heeft. Dit is zelfs met onderzoek aangetoond. Waarom erkennen we niet dat het voor tweelingen ook makkelijker is om samen te beginnen? Opeens komt dan het thema van de ‘eigen identiteit’ om de hoek kijken. Studies wijzen niet uit dat het samen in de klas zitten de ontwikkeling van een eigen identiteit in de weg staat. Wel tonen studies van o.a Peedy en Hay aan dat tweelingen die met 5 jaar gescheiden worden, meer gedrags-en emotionele problemen hebben en slechter presteren in het lezen dan tweelingen die samen beginnen. Deze effecten duren voort tot 7 jarige leeftijd bij de eeneiigen, hoewel ze bij de twee-eiigen tegen die tijd verdwenen zijn. Dit geeft een duidelijk inzicht in hoe een scheiding voor de tweeling uitpakt. Het is een dubbele belasting voor ze: zonder mama en zonder de tweelinghelft. Laat ze samen beginnen en kijk in het 2e jaar wat het beste voor ze is. Er zijn situaties waarin het beter kan zijn om ze vervolgens te scheiden, zoals bij veel competitie, druk gedrag, een groot verschil in nivo, en andere redenen.

CF: Je hebt hier ook onderzoek over gedaan toch?

NS: ‘Ja. Ik heb gekeken hoe tweelingen, van 5 jaar die samen in een klas zijn, zich gedragen ten opzichte van elkaar en hoe groot hun afhankelijkheid is. Wat ik ontdekte, is dat tweelingen regelmatig even kijken waar hun tweelinghelft is. Als ze zien dat het broertje of zusje er is, zijn ze gerustgesteld en gaan ze door met hun bezigheid. Ze hoeven niet alles samen te doen. Alleen de aanwezigheid van de ander is al een steun. Eeneiigen checken vaker waar hun broertje of zusje is en ook spelen zij meer met elkaar dan de twee-eiigen. Maar voor beiden heeft de aanwezigheid van de co-twin een kalmerend effect op hen.

CF: Toch wordt er op scholen vaak besloten tot verschillende klassen. Is dat ook zo bij jullie?

NS: ‘Dit is aan het veranderen. Sinds er tweelingouders in het schoolbestuur zitten, is er protest gekomen tegen het verplichte splitsen. Ouders hebben er voor gestreden om zelf de beslissing te mogen nemen. Dit is inmiddels in de staat Minnesota een wet geworden. De beslissing is aan de ouders! Vele andere staten nemen het inmiddels over. Meer hierover kunnen ouders lezen in www.twinslaw.org.

CF: Wat kun je de Nederlandse ouders aanraden die hier met hetzelfde probleem te maken hebben?

NS: Ouders moeten samen zich inzetten voor deze zaak. En het gesprek aangaan met de school. Vaak spelen er allerlei vooroordelen mee of het angst de tweeling niet te kunnen onderscheiden. Het is goed dat ouders zorgen dat een leraar weet wie wie is door bijvoorbeeld hun naam op de kleding te naaien. Het gaat vaak om eenvoudige maatregelingen. Er is veel onwetenheid over tweelingen.

——————–

Zie voor het vervolg van dit gesprek \’Coks interviewt Nancy Segal deel 2\’

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp