MIJN ZUS EN IK

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

10 de november de 2009

MIJN ZUS EN IK

Nooit zal ik die keer vergeten dat enkele woorden mijn aandacht trokken; ik snapte ze niet helemaal; het waren harde, duidelijke woorden, die mij ineen deden krimpen: “Je zus is veel blijer, lach jij ook eens!”.

Ik deed mijn best om er geen aandacht aan te besteden, maar doordat ik me bekeken voelde te midden van het feestbezoek (ouders en kinderen die ik nooit eerder had gezien), waren de tranen sterker dan mijn wil en kon ik ze niet tegen houden. Ik wilde schreeuwen en zeggen dat ik ook heus wel kon lachen, maar niet op dat moment, waarin zoveel mensen mij angstig maakten, omdat ze mij verplichtten te lachen zonder dat ik dat zelf voelde. Opeens voelde ik een paar armen om me heen en een stem, bijna gelijk aan die van mij, die me vroeg:

“Waarom huil je?”

En verontwaardigd, zonder mij tijd te geven om te antwoorden, vroeg ze verder:

“Hebben ze je iets aangedaan?”

“Wie was het?”

“Wat is er?”

Op dat moment, dankzij de tussenkomst van mijn zus, mijn tweelingzus, maakte mijn verdriet plaats voor begrip en steun. Ze pakte mijn hand en terwijl ze die streelde, vroeg ze me om niet te huilen. Ze vroeg het niet echt, het was eerder een bevel, dat me kracht gaf. Vanaf dat moment wist ik dat ik met haar naast me me sterk voelde en dat zolang we samen waren, niets noch niemand ons slecht zou kunnen laten voelen, want wij waren maatjes! Maatjes in wat we voelden en dachten in een wereld vol van woorden, emoties, sensaties en reacties die alleen zij en ik konden begrijpen. We waren ons er goed van bewust hoe goed we elkaar kenden, want met een enkel gebaar konden we merken of iets de ander blij of triest maakte of wellicht hinderde.

Deze ervaring duurde maar heel even. We pakten elkaars hand en eensgestemd renden we naar de draaimolen. We sprongen erin, we schaterden het uit van de lach en samen met andere kinderen genoten we van het slot van dit grote feest ter ere van onze vijfde verjaardag.

We groeiden op en andere woorden trokken onze aandacht. Deze keer was niet ik degene die zich triest voelde, maar mijn zus, die te midden van klasgenoten kreten te horen kreeg als:

“Ga jij maar weg, met jou kunnen we niet leuk spelen. Laat je tweelingzus maar komen, die is veel leuker”.

Ik keek verbaasd naar mijn zus, die daar tegenover een groep kinderen stond en die zonder angst riep: “Hoepel op, laat mij met rust”. Ik liep naar haar toe, vastbesloten om haar te verdedigen en zij, gesteund door mijn aanwezigheid, riep tegen de kinderschare:

“Mijn zus en ik gaan iets veel leukers spelen”.

Met het verstrijken van de jaren merkten we dat deze situaties zich niet alleen voordeden bij familie en vrienden, maar ook bij leraren en onbekenden, die ons zomaar vragen stelden, die ons van ons stuk brachten:

Zijn jullie een tweeling?

Voelen jullie hetzelfde?

Denken jullie hetzelfde?

Houden jullie van hetzelfde?

Waarin zijn jullie verschillend?

Zijn jullie op zelfde dag jarig?

Hoe voelt dat als iemand

zoveel op je lijkt?

Fysiek gezien lijken we op elkaar. Voor hen, die ons niet kennen, zijn we hetzelfde; zij herkennen die fysieke kenmerken, waardoor we ons van elkaar onderscheiden, niet noch onze eigen manier van handelen, denken en voelen, die bij ons vanaf het begin verschillend is geweest. Een verzameling van eigenschappen, waardoor ieder van ons een eigen persoonlijkheid heft. Een stempel van echtheid, autentiekheid, met ieder haar eigen behoeftes maar met één en hetzelfde basisgevoel: de behoefte om te zijn zoals een ieder van ons is en dat men ons kent met onze (fysieke) overeenkomsten en onze verschillen, maar ieder van ons uniek en niet inwisselbaar, zodat de generalisaties en de vergelijkingen, die ons alleen maar pijn doen, achterwege gelaten worden!

Mijn zus en ik houden geen wedstrijd en we zijn ook niet bezig om te meten wie de beste is of wie iets beter kan dan de ander. We weten dat ieder van ons uniek is en belangrijk, alleen al door het feit dat zij bestaat. Dankzij het respect en de goede comunicatie, die er tussen ons is en die gestimuleerd werd door onze ouders, vanaf de dag dat we geboren werden, leren wij elkaar iedere dag een beetje beter kennen. We weten dat ieder van ons een lievelingskleur heeft, een lievelingsrecept, een voorkeur voor een bepaald vak of boek, evenals een bepaald aantal kwaliteiten en beperkingen; beiden herkennen we onze fouten en vergeven we elkaar als we ruzie hebben. En bovenal zijn we het met elkaar eens dat het grootste struikelblok om tweelingen te begrijpen zit in die vergelijkingen, iets dat ons ons hele leven heeft achtervolgd. Vergelijkingen, die misschien zonder betekenis waren, maar die, wanneer ze doorspekt zijn met hoon en kritiek, makkelijk het wonder kunnen afbreken, waardoor we vanaf ons begin ‘TWEELING’ genoemd werden en waardoor mogelijkerwijs de bijzondere mogelijkheid om samen te zijn met onze verschillen, met onze wederzijdse steun en lach, verloren zou kunnen gaan.

Zoals we nu, beiden 25 jaar, zijn, kan ik zeggen dat mijn zus een temperament heeft waardoor ze zich karakteriseert als: extrovert, impulsief, ondernemend, vol vertrouwen, fantasie-rijk. Ze heeft een blij karakter, is actief en vol vertrouwen. Ik, daarentegen, heb een temperament dat me karakteriseert als: gereserveerd, voorzichtig, verlegen, praktisch, open en verder heb ik een karakter dat me definieert als verantwoordelijk, constant en royaal. We hebben ook eigenschappen gemeenschappelijk, zoals: intelligent, emotioneel stevig, dominant, gevoelig, conservatief en onafhankelijk. Maar boven al de eerder genoemde eigenschappen, weten mijn zus en ik dat, ookal beleven we verschillende ervaringen of hebben we verschillende prioriteiten, wat ons altijd verbonden zal houden, is dat grote gevoel dat ons het leven gaf en dat in ons altijd en immer aanwezig is: DE LIEFDE

Mónica en Verónica Aguirre

México DF

Vertaling van Coks Feenstra

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp