HOE ONTWIKKELT ZICH BIJ EEN TWEELING DE IDENTITEIT?

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

19 de november de 2012

HOE ONTWIKKELT ZICH BIJ EEN TWEELING DE IDENTITEIT?

Elk kind ontwikkelt een gevoel van ‘ik’ in het tweede levensjaar en bouwt dan geleidelijkaan zijn identiteit op. Bij tweelingen rijst de vraag: ben ik een ‘ik’ of een helft?

VAN \’WIJ\’ NAAR \’IK\’

Een tweeling is samen vanaf zijn allereerste begin. Ze groeien samen van embryo tot foetus en van foetus tot baby. Ze beschikken aanvankelijk over voldoende ruimte. Langzaamaan komen ze steeds dichter bijelkaar tot ze elkaars aanwezigheid voortdurend voelen. Ze strelen elkaar, vallen tegen elkaar aan in slaap, sabbelen op elkaars duim, vechten om de beste plek en troosten elkaar. Dit is zichtbaar op de beelden die we tegenwoordig kunnen maken van het prenatale leven. De tweeling ontwikkelt een gevoel van samen, van ik en de ander. Dit weten we uit de verhalen van adolescenten en volwassenen die hun tweelinghelft, tijdens de zwangerschap of rondom de geboorte, door sterfte verloren. Zij kampen met gevoelens van eenzaamheid en gemis. Ook het gedrag van de overgebleven tweeling in de eerste periode van zijn leven spreekt boekdelen: veel huilen, ontroostbaar zijn, zoeken naar iets etc. Deze reacties wijzen er op dat er bij de overgebleven tweelingen een besef is van de ander, zelfs wanneer ze alleen maar de prenatale fase met elkaar hebben doorgemaakt.

ONTSTAAN VAN HET IK-GEVOEL

Een baby voelt zich aanvankelijk een deel van zijn moeder. Hij weet nog niet dat hij een eigen persoon is. Dit is ook voor een tweeling zo. Het loskomen van moeder, dat rond de 6e maand begint en het opbouwen van een eigen ‘ik’, noemen we het separatie-individuatie proces. Het duurt ongeveer tot het derde levensjaar. Bij tweelingen duurt het iets langer want ze maken een dubbele separatie-individuatie proces mee: loskomen van moeder èn van de tweelinghelft. Een kind ontdekt zijn ik doordat hij bv zijn eigen handjes en voetjes ontdekt. Hé, die zijn van mij. Hetzelfde gebeurt als hij blokjes vanuit zijn kinderstoel naar beneden gooit. Dat geluid, dat maak ik! Ook het kruipen en weglopen van moeder geeft hem het besef dat hij zelf iemand is. Naarmate hij autonomer wordt, komt hij meer los van zijn moeder. Een tweeling is de eerste paar jaar voortdurend in elkaars aanwezigheid. Dit versterkt hun ‘wij-gevoel’ dat ze al vanaf hun prenatale leven kennen. Het besef van ‘ik’ heeft tijd nodig. In het begin is differentiatie niet compleet. Ze noemen elkaar met de naam van één van de twee (de meest makkelijke om uit te spreken) of gebruiken een samengestelde naam voor beiden: Ana en Julia wordt Anju. Ze zien in de spiegel hun tweelinghelft en niet zichzelf. Ze geven iedereen kusjes, maar niet elkaar! Ze zijn immers nog één. Een tweeling, van 3 jaar, tekende zijn familie als volgt: vader, moeder, een oudere zus en één persoontje. ‘Dat zijn wij’ legde hij uit. Hij en zijn broertje getekend als één persoon.

Is dit verontrustend? Gezien zijn leeftijd niet. Waarschijnlijk tekent hij een half jaar later wel twee personen. Toch kunnen jullie de tweeling wel helpen bij het ontwikkelen van hun ik.

Enkele suggesties om het ‘ik gevoel’ te stimuleren:

• Geef hen namen die niet op elkaar lijken en die niet met dezelfde letter beginnen. Dezelfde inicialen zijn bovendien lastig ivm post, namenlijsten, etc.

• Zorg voor een eigen muziekdoosje of zing een eigen liedje voor elk kind. Zorg ook voor eigen speeltjes, eigen opbergplek, etc. Merk het grote speelgoed, zoals fietsjes, met een sticker.

• Ga regelmatig met één van de twee op stap. Begin hier al in het 2e levensjaar mee. Bv elke week mag één mee met de boodschappen doen. Of één is een middag bij Opa en Oma.

• Stel het ‘dagen-systeem in’: ieder kind krijgt een aantal dagen toegekend. Bv maandag, woensdag en vrijdag zijn van de één; dinsdag, donderdag en zaterdag van de ander. Als het ‘zijn’ dag is, mag het kind beslissen over die dingen waar ze vaak over ruziën: het verhaaltje uitzoeken, op het geliefde plekje in de auto zitten, de tv aanzetten, etc. Zondag is de dag van de ouders. Een kalender waarbij de dagen met kleuren worden aangegeven (elk kind een eigen kleur) is hierbij heel handig. Dit systeem voorkomt niet alleen veel ruzie, maar helpt ook bij het ontwikkelen van het ‘ik-gevoel’.

HOE BEVESTIGT EEN TWEELING ZIJN \’IK\’?

In hun strijd om hun eigen ik te ontdekken, zal een tweeling aantal een aantal gedragingen laten zien:

• Bezitterigheid. Tussen het 1e en 3e jaar is alles ‘van mij’. Speelgoed helpt bij het vinden van een eigen ik. Daarom zijn ze zo hebberig en gebrand om alles zelf vast te hebben.

• Ruzies. Vechten, slaan en bijten hoort bij het verdedigen van eigen territorium, of te wel het zoeken naar het ik.

• Imitatie. De ander nadoen is een manier om de eigen identiteit te vinden. Zo leert de tweeling wat hij wel en niet leuk vindt.

HOE BOUWT EEN KIND ZIJN IDENTITEIT OP?

Dit gaat dmv verschillende aspecten:

• Taal. Als het kind leert praten, kan hij zeggen wie hij is, hoe hij heet, wat hij wil, hoe oud hij is. Aanvankelijk benoemt hij vooral de fysieke kenmerken (ik ben een meisje). Later komen daar de karaktereigenschappen bij (ik houd van poezen, ik ben geduldig).

• Ervaringen, thuis, op school, op zijn club, bij sport, etc. Ik kan goed voetballen.

• Reacties en commentaar van ouders en omgeving. Met name dat wat een kind thuis hoort over zichzelf (je bent lief, druk…) heeft grote invloed op hoe hij denkt te zijn.

Als tweelingouders zijn jullie, logischerwijs, meer geneigd tot vergelijken, omdat de kinderen even oud zijn. Toch is het belangrijk om voorzichtig te zijn met beoordelingen en etiquetten. Kinderen gaan zich overeenkomstig gedragen (ik ben druk…..). Vaak valt een label in nadeel van één van de twee uit. Jan is zelfstandig, Paul is afhankelijk. Een positief etiquet gebruiken is aan te raden, zoals ‘Paul is aanhankelijk’. Kinderen zijn volop in ontwikkeling. De vergelijking ‘zelfstandig – aanhankelijk’ kan na enige maanden helemaal andersom zijn of sowieso niet meer kloppen.

Een tweeling zelf zoekt vaak naar eigenheid op een creatieve manier: Marco en Paul bedenken dat de rechterhand van mama van de één is en de linkerhand van de ander. Dit voorkomt een hoop ruzie. Julia en Ana hebben ook een oplossing gevonden: papa is van Julia en mama van Ana. Zo zijn ze allebei zeker van een stuk eigen aandacht en hoeven ze minder jaloers op elkaar te zijn. En het geeft hen een eigen identiteit.

TYPEN TWEELINGRELATIE

Pat Preedy (psycholoog aan de Universiteit van Perth, Australie) onderscheidt drie verschillende relaties tussen tweelingen:

1. Closely Coupled (vrijwel onafscheidelijk): de tweeling gedraagt zich als een koppel.

2.Mature dependents (kunnen goed met- en zonder elkaar): kinderen stellen de aanwezigheid van de tweelinghelft op prijs, maar kunnen ook zonder elkaar funcioneren.

3. Extreme individuals (zetten zich sterk tegenelkaar af): de tweeling vindt het niet leuk om een tweeling te zijn, ruziën veel en zetten zich af tegen de ander om een eigen identiteit te veroveren. Ga jij op zwemmen? Dan ga ik op paardrijden. Ze doen vaak hun eigen identiteit daarmee geweld aan (het kind wil het liefst ook op zwemmen).

Misschien herkennen jullie jullie tweeling in deze classificatie. Toch is het goed te bedenken dat de leeftijd van de kinderen een grote invloed heeft op de aard van hun relatie. Zo is de ‘closely coupled relation’ normaal bij hele jonge tweelingen en met name in de separatie-indivituatie fase. Het heeft geen zin hen express uit elkaar te halen en te kiezen voor verschillende groepen op crèche en peuterspeelzaal. Zolang er niet een duidelijk ‘ik-besef’ is, is de tweeling er niet aan toe om gescheiden te worden. Het zou hen onzeker maken en de aanpassing op crèche of peuterspeelzaal bemoeilijken.

Tijdens de puberteit beleven vele tweelingen een periode van ‘extreme individuals’. Dat is de fase waarin ze juist zoeken naar het anders zijn. Ze geven dan ook zelf aan niet meer in één klas te willen. Soms ook maakt het karakter van de tweelingen dat ze ‘extreme individuals’ zijn. In dat geval is het goed hen hierin zoveel mogelijk tegemoet te komen en bv te kiezen voor aparte klassen of zelfs school.

De meeste tweelingen komen tot slot tot een relatie van mature-dependents.

JONGEN/MEISJE TWEELING

Wat betreft het vinden van de eigen identiteit, is de situatie voor een jongen /meisje tweeling het makkelijkste. Dankzij hun verschillend geslacht, hebben ze andere interesses. Ook vergelijken ouders minder en zijn de verschillend tussen de kinderen makkelijker te begrijpen. Bij dit soort tweeling is het interessant om te weten dat ze in de prenatale fase blootstaan aan elkaars geslachtshormonen: het jongetje krijgt oestrogeen mee van zijn zusje en zij testosteron van hem; respectievelijk het vrouwelijke en mannelijke geslachtshormoon. Dit kan hun gedrag beïnvloeden: meisjes zijn vaak dominant en hebben interesses voor jongensachtige spelletjes (klimmen, klauteren) en later voor de B-vakken. De jongens zijn daarentegen vaak minder fel en laten zich graag ‘bemoederen’. Toch geldt dit niet voor alle j/m tweelingen.

IDENTITEITSONTWIKKELING BIJ DRIELINGEN

In feite is het proces bij drielingen te vergelijken met dat van een tweeling, alleen nog ingewikkelder omdat er nu drie kinderen vechten om een stuk eigenheid, er veel meer interacties zijn en het elkaar beinvloeden nog gevarieerder is.

Bij een twee-eiige drieling (een eeneiige tweeling met een twee-eiig broertje of zusje) is de situatie wellicht nog ingewikkelder: de tweeling heeft veel met elkaar gemeen, het derde kind voelt zich anders en soms buitengesloten. Vooral bij drielingen van hetzelfde geslacht (dus 3 jongens of 3 meisjes) speelt dit vaak. Is er echter een ouder of jonger kind in het gezin, dan wordt de situatie makkelijker: het ‘derde’ broertje of zusje trekt vaak naar dit eenlingkind. Is het drielingkind van het andere geslacht, dan heeft het sowieso een stuk eigenheid hetgeen de situatie vergemakkelijkt.

Helaas is er weinig onderzoek naar de identiteitsontwikkeling bij drielingen gedaan. Alle informatie en/of vragen die jullie mij kunnen geven, zijn dan ook welkom. Dit helpt mij om speciale adviezen voor drielingouders te ontwikkelen.

PUBERTEIT EN DE IDENTITEIT

In deze levensfase probeert de tweeling los te komen van ouders en van de tweelinghelft. Ook hier een dubbele separatie. Het is vaak een pittige tijd en de relatie kan gaan lijken op de al eerder genoemde ‘extreme individuals’.

Concluderend: het zoeken naar een eigen identiteit is voor een tweelingkind moeilijker dan voor een eenling. Het is nl zoeken naar de eigen ‘ik’ binnen een relatie die vaak heel intiem en hecht is. Verwarring is dan ook niet uitgesloten, evenals het maken van verkeerde keuzes. Een voorbeeld: André en Simon, een eeneiige tweeling, kiezen na de middelbare school ieder een andere studie. André gaat voor medicijnen en Simon voor een technische opleiding. Na een jaar verandert hij en begint hij een cursus in de toeristen-sector. Op zijn 21e beslist hij ook medicijnen te gaan studeren. Inmiddels zijn ze 59 jaar en al vele jaren werkzaam als arts in een ziekenhuis, ieder in eigen woonplaats. Simon zegt nu over zijn studie-keuze van weleer: ‘Zonde van de tijd! Maar ik had die jaren nodig om te ontdekken wie ik was. Mijn eerste keuzes maakte ik eigenlijk alleen maar omdat ik niet op mijn broer wilde lijken, om tot slot te ontdekken dat ik dat wel degelijk doe. Maar daar is niets mis mee’.

Voor jullie, als ouders, is het zoeken naar de beste beslissingen, waarbij jullie de individualiteit van elk zo goed mogelijk proberen te stimuleren, zonder daarmee hun speciale band uit het oog te verliezen. Ongetwijfeld een pittige, maar ook boeiende taak!

Coks Feenstra

Ontwikkelingspychologe en auteur van ‘Het Grote Tweelingenboek’, Uitgeverij Ad Donker.

Samenvatting van de lezing gehouden op de Thema-dag van NVOM, in de VU te Amsterdam, op 4 november 2012

Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp