Dit zegt Olivier, een eeneiige tweeling van 8 jaar, tegen zijn vader, als die hem ’s avonds komt instoppen.
“Maar hoe dan? Je bent toch met je broer? “Ja”, herhaalt hij, “maar we zijn alleen. We hebben geen vriendjes”.
Mason en Olivier zijn van school veranderd. Daarom zittten ze nu in een nieuwe klas waar de vriendschappen al beklonken zijn. En met zijn tweeën daarin een opening te vinden is niet makkelijk. Dat gaat Olivier iets beter af, maar als hij ziet dat Mason niet meedoet en alleen is, kiest hij er toch voor om bij zijn broer te zijn. De tweelingloyaliteit is sterk! De klasgenootjes zien dit en concluderen vervolgens dat de jongens liever samenspelen. Bovendien gaan ze daarbij zo in elkaar op, ‘de tweelingbubbel’, dat de anderen denken dat ze niemand anders nodig hebben. En zo wordt het maken van vriendjes voor de jongens niet makkelijk, terwijl de behoefte er wel is. Terwijl de klasggenootjes hen samen zien spelen, voelen zij zich alleen.
Een tweeling kan zich dus, ondanks dat ze elkaar hebben, toch alleen voelen. Dit geeft aan hoe ze zich een deel van de ander voelen.
“Ik wil even alleen zijn”, zei een van de twee onlangs en trok zich terug in hun slaapkamer waar ook zijn broer was. “Maar dan ben je toch niet alleen?”, vroeg moeder. “Met hem ben ik altijd alleen”, antwoordde het kind.
De leerkracht van de jongens oppert de suggestie om de jongens in aparte klassen te zetten om zo de contacten met anderen te stimuleren. Omdat dit hun gevoel van veiligheid ernstig zou aantasten, stel ik andere trucs voor. Zoals: de jongens in aparte groepjes laten werken. Als de leerkracht de keuze aan de kinderen overlaat, dan kiezen ze voor elkaar. Het is dus zaak dat de juf zelf de groepen indeelt. Zo zijn er meer manieren te bedenken waarop de leerkracht ervoor kan zorgen dat de tweeling meer met andere kinderen interactueert. In het begin zullen de jongens zeer waarschijnlijk gemeenschappelijke vriendjes hebben, dat is de eerste stap. Ouders kunnen daarop inspringen door zo’n nieuw vriendje thuis uit te nodigen. Dat versterkt de band en maakt het samenspelen in de klas weer makkelijker. Wat betreft de tweelingbubbel, raad ik de ouders aan om dit met de jongens te bespreken. Dit gebeurt niet alleen in de klas, ook thuis zijn er momenten dat ouders er amper tussenkomen! Het is goed als een tweeling begrijpt wat er gebeurt en hoe dit voor de omgeving is. Ze zijn nog wel een beetje jong om eigen gedrag te evalueren , maar een eerste aanzet is zeker aan te raden.
Er speelt nog iets mee waardoor Mason en Olivier veel naar elkaar toe trekken in de nieuwe klas. Ze zitten nu op de Vrije School waar kinderen soms hun taken zelf moeten plannen. Dit zijn de jongens niet gewend, ze komen uit een klassikaal systeem waarin de taken duidelijk omlijnd aan werden gereikt. Juist dit zijn de momenten waarop ze elkaar gaan opzoeken en druk worden. Een buddy voor elk van de jongens is een manier om hen te laten wennen aan het nieuwe systeeem en om er voor te zorgen dat er meer interacties met klasgenootjes komen. Mason en Olivier hadden in hun vroegere school wel vriendjes, dus daar ligt het niet aan. Het gaat om een tijdelijke impasse die ze zelf mooi verwoorden met ‘we zijn alleen’.
Meer over tweelingen op school in mijn boek:
TWEELINGEN EN SCHOOL, Uitgeverij Ad. Donker