EEN TWEELING IN DE KLAS? WAAR MOET JE OPLETTEN’

Coks Feenstra · Ontwikkelingspsychologe

3 de november de 2022

EEN TWEELING IN DE KLAS? WAAR MOET JE OPLETTEN’


De wens om een tweeling samen te laten starten, is bij vele meerlingouders aanwezig. Als school daarvoor openstaat (dit gebeurt steeds meer), dan beginnen inderdaad steeds meer tweelingen samen hun schoolse leven.





Toch ontstaan er niet zelden problemen of lastig gedrag waardoor school alsnog voorstelt om de tweeling te splitsen. Bijvoorbeeld: juf merkt dat ze met Eva en Linde weinig contact heeft, de meisjes zijn meer op elkaar gericht dan op haar en daarnaast behoorlijk ondeugend. Er wordt tot een scheiding besloten die fataal uitpakt. Geen van beide meisjes willen nog naar school, slapen slecht, maken continu ruzie met met hun klasgenootjes en met elkaar.





Hier een paar tips om dit soort problemen op te lossen, zonder ze van elkaar te scheiden. Scheiding geeft heel veel emotionele problemen, erger dan degene die ze in hun klas veroorzaken. Die zijn namelijk met kennis en een portie geduld op te lossen.





TIPS:





• Hun zitplek. Uit onderzoek van dr. Nancy Segal weten we dat ze elkaar graag willen kunnen zien. Dus het is handig om ze zo te plaatsen dat dit mogelijk is. Juf Rianne had een jongenstweeling van wie eentje altijd achterstevoren in zijn stoel hing, want op die manier kon hij zijn broertje zien. Het feit dat ze elkaar even kunnen zien, opkijkend van een werkje, is geruststellend. Een tweeling hoef je echt niet naast elkaar te plaatsen, tenzij er spannende momenten zijn, zoals het kringgesprek.





• Wel of niet met elkaar laten werken. Hier is een zekere diplomatie handig. Bv als de opdracht van de leerkracht is: ‘kies iemand uit’, dan is de kans groot dat ze elkaar kiezen. Zeker in de eerste maanden van hun schoolleven. Het is dan niet eerlijk om het te verbieden de co-twin te kiezen. Of: bij de opdracht van de leerkracht ‘kies een vriendje uit’ is de kans groot dat ze elkaar kiezen. Ze zijn namelijk elkaars beste vriendje. Handiger is om zelf de groepen in te delen en er rekening mee te houden dat sommige tweelingen in het begin liever samenwerken, tot ze helemaal vertrouwd zijn. Daarnaast zullen ze, zeker de eeneiigen, vaak dezelfde speelhoek kiezen, omdat ze dezelfde interesses hebben. Allebei houden ze bijvoorbeeld van blokken, poppen, etc. Ze delen immers hun genen en die zijn bepalend voor iemands voorkeuren.





• Weinig contact met de tweeling? Moeilijk aan te spreken op lastig gedrag? Het is heel belangrijk om met elk kind apart te praten. Als ze samen worden aangesproken, op bijvoorbeeld ondeugend gedrag, dan maakt dat minder indruk op hen dan wanneer de leerkracht het individueel doet. Als ze samenzijn, voelen ze altijd elkaars steun en is het veel moeilijker om goed contact met ze te krijgen. Maar tweelingen verlangen net zo goed als eenlingen naar een fijn contact met hun juf of meester. Het is absoluut lastiger voor de leerkracht, maar met extra inspanning lukt het zeker. En dan heb je twee goed functionerende kinderen in de klas.





• De vriendschappen lopen bij tweelingen enigszins anders dan bij eenlingkinderen. Eeneiigen hebben vaak hetzelfde vriendje. Ook daarin komen hun voorkeuren overeen. Ze delen het vriendje meestal zonder problemen. De behoefte naar eigen vriendjes komt pas later, zo rond 7 a 8 jaar. Twee-eiigen maken eerder eigen vriendjes, omdat ze qua karakter minder op elkaar lijken. Onderzoek wijst uit dat tweelingen niet minder sociaal zijn dan eenlingen. Integendeel: ze hebben veel ervaring in het sluiten van compromissen en samenzijn. Moeten we de vriendschappen stimuleren?, vragen vele leerkrachten zich af. Het is zeker goed hen te laten samenwerken met andere kinderen, zonder dwang uit te oefenen. En met respect voor hun onderlinge band. De ene tweeling is er eerder aan toe dan de andere. Hier spelen de karakters een rol. Een hele verlegen tweeling zal er meer moeite mee hebben en er langer overdoen om vriendjes te maken. Is er sprake van selectief mutisme bij beide kinderen of één, dan is hun samenzijn uiterst belangrijk. Zonder de veiligheid van de co-twin verergert dit probleem.





• Emoties van de tweelingen. Besef dat het verdriet van de ander als eigen verdriet voelt, zeker bij de jonge tweelingen. Er is nog maar een zwakke scheidslijn tussen ‘ik’ en ‘jij’. Ze voelen zich erg bij elkaar betrokken, verantwoordelijk voor elkaar en loyaal. Dus kan het ene tweelingkind boos worden op een eenling als die zich slecht gedraagt tegenover zijn co-twin. Ook op juf/meester als die in zijn ogen te streng is tegen zijn co-twin. Dit is eigenlijk heel ontroerend en mooi en moet niet gezien worden als ‘afhankelijkheid’ of ‘te grote bemoeienis’. Het vormt een deel van hun zijn. Zeker bij de jongen/meisjetweeling kan zij nogal eens het moedertje zijn dat over hem waakt. Zij imiteert hiermee haar eigen moeder en is bovendien emotioneel en qua spraak vaak verder dan haar broer. Het belangrijkste is dat dit begrepen wordt vanuit hun relatie en dus niet bekritiseerd. De juf kan zo iets zeggen als: ik begrijp dat je je zorgen maakt over je tweelingbroertje/zusje, maar ik zal dit oplossen, ok? Daarmee leert ze het tweelingkind dat zij zorg draagt voor de co-twin, net als voor alle leerlingen, terwijl ze tegelijkertijd het kind valideert en respecteert in haar gevoelens. Vaak is het voor een klas ook heel mooi om te zien hoe tweelingen elkaar steunen en helpen. Dit is een positief voorbeeld, vooral in deze tijd van individualisme. Tweelingen leren ons veel over samenwerking, steun geven aan de ander, meeleven, etc.





• De ontwikkeling van de eigen identiteit wordt door de leerkracht het beste gestimuleerd als hij/zij het kind altijd bij de naam noemt en het kind echt kent, als individu. Dat is bij de eeneiigen best een uitdaging. Ouders kunnen meehelpen door te zorgen dat de kinderen goed te onderscheiden zijn, bv met color-coding. Dat betekent: elk kind zijn eigen kleur. Paul draagt altijd iets roods, Mark iets blauws. De leerkracht moet de kinderen, ook van achteren of bij gym, kunnen onderscheiden. Dat waarborgt een persoonlijke relatie met elk kind. Verder verloopt die ontwikkeling voornamelijk spontaan. Jonge tweelingen hebben een heel duidelijk ‘wij-gevoel’ maar naarmate ze opgroeien, wordt hun ‘ik-gevoel’ sterker. Daarin speelt de opvoeding thuis, door o.a het creëren van eigen oudermomenten met elk kind, een veel grotere rol dan het scheiden van klassen.





• De een doet het beter op school dan de ander. Dit is lastig, hoewel het in de eerste schooljaren niet direct merkbaar hoeft te zijn voor de kinderen. En daarnaast leren tweelingen al jong dat het leven niet eerlijk is en dat ze beiden andere ervaringen en talenten hebben. Dus prijs degene, die het verdient, hoe akelig dat ook is voor de ander. Die troost je dan, door het uitleggen van het feit dat ze niet gelijk zijn en dat een ieder zijn kwaliteiten heeft. Het is een fact of life. Troosten en het gevoel van het minder goede kind onderkennen, helpt absoluut. Op een gegeven moment kan dit wel reden zijn om de kinderen te splitsen, in de hogere klassen. Vergelijk de kinderen nooit in het openbaar. Kijk eens hoe mooi je zusje al schrijft…..Dat wakkert wedijver aan en is geen stimulans.





De wereld van tweelingen is verrijkend en interessant en vaak net iets anders dan die van eenlingen. De uitdaging is om ervoor open te staan en niet met de eenlingbrilvisie te kijken waarmee we, normaal gesproken, situaties aanschouwen.





Meer informatie: ‘Tweelingen en School’, Uitgeverij Donker





Coks Feenstra, ontwikkelingspsychologe, gespecialiseerd in meerlingen


Comparte este artículo si te ha gustado
Facebook
Twitter
Email
WhatsApp